Education

Bijbaan heeft nauwelijks gevolgen voor studietempo

Bijbaantjes hebben nauwelijks gevolgen voor het studietempo van studenten. Pas als zij meer dan twintig uur in de week werken, treedt er echte studievertraging op.

Dat blijkt uit een onderzoek van het SCO/Kohnstamminstituut in Amsterdam.

Steeds meer studenten voorzien in hun levensonderhoud door naast hun studie te werken. In 1993 had al meer dan de helft van de derdejaars studenten een betaalde baan, zo blijkt uit het onderzoek van dr. U. de Jong en drs. F. Verbeek, getiteld ‘Het risico van studeren en werken’.

In het algemeen hebben de onderzoekers geen aanwijzingen gevonden dat betaald werk studenten van hun studie ‘wegdrijft’. Alleen eerstejaars die onmiddellijk een bijbaan nemen, hebben een wat grotere kans op studievertraging en vervreemding van hun medestudenten. Na vier jaar lopen zij in studiepunten ongeveer vijf procent achter op hun collega’s die in het eerste jaar geen baan hebben gezocht. Waarschijnlijk hebben studenten die pas in het tweede jaar gaan werken zich al zo goed in hun studie ingenesteld dat een klein baantje weinig problemen oplevert, concluderen de onderzoekers.

Voor de hand ligt dat er grotere studievertraging ontstaat als er meer uren worden gewerkt. Toch blijkt een dergelijk effect pas op te treden wanneer studenten meer dan twaalf uur in de week aan hun baan besteden. Pas bij studenten die meer dan twintig uur in de week werken begint de vertraging echt aan te tikken. De enige uitzondering op deze regel is te vinden onder medische studenten. Zij lijken juist sneller te studeren naarmate ze meer tijd kwijt zijn aan betaald werk, waarvoor de onderzoekers gen verklaring hebben.

Het aantal studenten dat naast zijn studie een baan heeft is de laatste vijftien jaar sterk gegroeid. Het percentage eerstejaars met betaald werk steeg tussen 1982 en 1991 van tien tot 35 procent. Het percentage derdejaars studenten met een baan van ruim dertig naar 55 procent. Het gemiddeld aantal uren dat wordt gewerkt nam in dezelfde periode af van ongeveer veertien tot een kleine tien uur in de week. Vrouwen werken vaker dan mannen naast hun studie, maar hebben gemiddeld een kleinere baan. Bij rechten, Nederlands en sociale wetenschappen wordt het meest gewerkt naast de studie.

De uitslag van het onderzoek is van belang voor de discussie tussen minister Ritzen en de studentenbonden LSVb en ISO over studiefinanciering en cursusduur. De bewindsman wil dat studenten sneller studeren en tegelijk voor een groter deel van hun eigen inkomen zorgen. Om dat laatste mogelijk te maken heeft hij bijvoorbeeld de regels voor bijverdienen versoepeld. (HOP/M.W.)

Marcel Wiegman

Bijbaantjes hebben nauwelijks gevolgen voor het studietempo van studenten. Pas als zij meer dan twintig uur in de week werken, treedt er echte studievertraging op. Dat blijkt uit een onderzoek van het SCO/Kohnstamminstituut in Amsterdam.

Steeds meer studenten voorzien in hun levensonderhoud door naast hun studie te werken. In 1993 had al meer dan de helft van de derdejaars studenten een betaalde baan, zo blijkt uit het onderzoek van dr. U. de Jong en drs. F. Verbeek, getiteld ‘Het risico van studeren en werken’.

In het algemeen hebben de onderzoekers geen aanwijzingen gevonden dat betaald werk studenten van hun studie ‘wegdrijft’. Alleen eerstejaars die onmiddellijk een bijbaan nemen, hebben een wat grotere kans op studievertraging en vervreemding van hun medestudenten. Na vier jaar lopen zij in studiepunten ongeveer vijf procent achter op hun collega’s die in het eerste jaar geen baan hebben gezocht. Waarschijnlijk hebben studenten die pas in het tweede jaar gaan werken zich al zo goed in hun studie ingenesteld dat een klein baantje weinig problemen oplevert, concluderen de onderzoekers.

Voor de hand ligt dat er grotere studievertraging ontstaat als er meer uren worden gewerkt. Toch blijkt een dergelijk effect pas op te treden wanneer studenten meer dan twaalf uur in de week aan hun baan besteden. Pas bij studenten die meer dan twintig uur in de week werken begint de vertraging echt aan te tikken. De enige uitzondering op deze regel is te vinden onder medische studenten. Zij lijken juist sneller te studeren naarmate ze meer tijd kwijt zijn aan betaald werk, waarvoor de onderzoekers gen verklaring hebben.

Het aantal studenten dat naast zijn studie een baan heeft is de laatste vijftien jaar sterk gegroeid. Het percentage eerstejaars met betaald werk steeg tussen 1982 en 1991 van tien tot 35 procent. Het percentage derdejaars studenten met een baan van ruim dertig naar 55 procent. Het gemiddeld aantal uren dat wordt gewerkt nam in dezelfde periode af van ongeveer veertien tot een kleine tien uur in de week. Vrouwen werken vaker dan mannen naast hun studie, maar hebben gemiddeld een kleinere baan. Bij rechten, Nederlands en sociale wetenschappen wordt het meest gewerkt naast de studie.

De uitslag van het onderzoek is van belang voor de discussie tussen minister Ritzen en de studentenbonden LSVb en ISO over studiefinanciering en cursusduur. De bewindsman wil dat studenten sneller studeren en tegelijk voor een groter deel van hun eigen inkomen zorgen. Om dat laatste mogelijk te maken heeft hij bijvoorbeeld de regels voor bijverdienen versoepeld. (HOP/M.W.)

Marcel Wiegman

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.