Toen ik zes jaar geleden een strandtas van golfkarton waar vijf flesjes zonnebrandolie van Nivea inpasten moest ontwerpen, was voor mij de maat vol. De studie industrieel ontwerpen was weliswaar fantastisch, maar ik dacht dat ik in ontwikkelingslanden van beter nut zou kunnen zijn.
Irrigeren, waterputten slaan, water zuiveren, kortom een moestuin maken van de Sahara, zoiets. Voortaan had ik een Ideaal.
In de vijfde klas van de lagere school zat ik bij Mabel in de klas. Dat schooljaar mocht ik op dinsdagmiddag altijd een uurtje eerder weg, om naar vioolles te gaan. ,,Jezus, speel jij viool? Wat afschuwelijk; klassieke muziek is toch lelijk”, oordeelde Mabel. De schok dat niet iedereen van klassieke muziek houdt was groot. De schok dat niet iedereen hoogstaande idealen heeft was minder groot – sinds de klassieke-muziekschok is alles mogelijk -, maar de reacties navenant onverwacht.
Misschien hebben Nigel Kennedy en Vanessa Mae er iets mee te maken gehad, maar het lijkt erop alsof alleen al met de overgang van vwo naar TU ook de algemene appreciatie voor klassieke muziek met een grote sprong toeneemt. Niet dat het opeens wordt omarmd, maar de Mabelreactie doet zich nog maar sporadisch voor. Deze ‘gedragsverandering’ is geheel in tegenfase met de reactie op goed onvervalst idealisme. Iedereen was vroeger voor de zeehondjes en samen met mijn ‘partner in crime’ Jacqueline kon ik onbeschaamd de hele lagere school volhangen met briefjes van de ‘Help zelf maar mee’-club, over hoe je met apart vuilinzamelen het milieu kon sparen. Nu wordt het niet gewaardeerd als ik zeg niet te willen skiën omdat het slecht is voor het berglandschap (onzin, één iemand maakt toch niet uit; wat nou erosie), dat ik geen auto wil rijden (net alsof die bus niets uitstoot) of dat ik in ontwikkelingslanden wil gaan werken (laat die mensen het zelf maar oplossen, daar moeten wij ons niet meer mee bemoeien; die projecten slaan toch nooit aan; met die oorlogen daar komt er toch niets van terecht). Word ik eindelijk een beetje geaccepteerd met mijn muziekkeuze, zijn het mijn idealen weer die tegenstaan.
Intussen heb ik al heel wat water bij de wijn gedaan. Niet alleen op muziekgebied (ik luister tegenwoordig zelfs al naar house), ook qua uitvoering van mijn idealen. Zo heb ik mijn nobele plan om altijd evenveel geld aan drank als aan goede doelen uit te geven vrij snel moeten opgeven. Het politiek correcte dolf het onderspit tegenover het sociaal correcte en de portemonnee-inhoud. Ik heb nu ook al weer een paar jaar mijn rijbewijs. Helaas bleek bewaarheid waarvoor ik altijd al bang was: autorijden is verslavend leuk (gelukkig heb ik geen geld voor een auto – ook niet voor wintersport trouwens). Maar mijn civiele ambities blijven ongeschonden. Ik heb me niet voor niets door de eerste twee verschrikkelijke mechanica-jaren bij civiel geworsteld.
Vertel ik mensen over mijn agrarische plannen met de Sahara, dan is dikwijls een meewarig schudden mijn deel. Een echte naïeve wereldverbeteraar, bah. Een idealist, jak. Idealisme is een heel vies woord. Het is een vervelend fenomeen en bovendien niet praktisch: er schijnt nog nooit iets goeds van gekomen te zijn.Vooral als de oude garde, die mensen die zo idealistisch waren in de jaren zestig en ons verwijten een generatie van nix te zijn, deze opmerkingen maakt klinkt het zo wrang.
Voor mij is het meer een kwestie van uitdaging. Natuurlijk kan ik ook gaan voor een negen-tot-vijf-job of voor een ambitieuze achtdaagse zeven-tot-tien-baan en bakken geld verdienen om drie weken per jaar op vakantie te gaan naar Vietnam of Cambodja. Of gaan bungy-jumpen, parachute-springen, Mount-Everest beklimmen, rond de wereld zeilen. Maar dat kan altijd nog, eerst maar eens gedesillusioneerd raken en zo die idealen kwijtraken.
In de vijfde klas van de lagere school zat ik bij Mabel in de klas. Dat schooljaar mocht ik op dinsdagmiddag altijd een uurtje eerder weg, om naar vioolles te gaan. ,,Jezus, speel jij viool? Wat afschuwelijk; klassieke muziek is toch lelijk”, oordeelde Mabel. De schok dat niet iedereen van klassieke muziek houdt was groot. De schok dat niet iedereen hoogstaande idealen heeft was minder groot – sinds de klassieke-muziekschok is alles mogelijk -, maar de reacties navenant onverwacht.
Misschien hebben Nigel Kennedy en Vanessa Mae er iets mee te maken gehad, maar het lijkt erop alsof alleen al met de overgang van vwo naar TU ook de algemene appreciatie voor klassieke muziek met een grote sprong toeneemt. Niet dat het opeens wordt omarmd, maar de Mabelreactie doet zich nog maar sporadisch voor. Deze ‘gedragsverandering’ is geheel in tegenfase met de reactie op goed onvervalst idealisme. Iedereen was vroeger voor de zeehondjes en samen met mijn ‘partner in crime’ Jacqueline kon ik onbeschaamd de hele lagere school volhangen met briefjes van de ‘Help zelf maar mee’-club, over hoe je met apart vuilinzamelen het milieu kon sparen. Nu wordt het niet gewaardeerd als ik zeg niet te willen skiën omdat het slecht is voor het berglandschap (onzin, één iemand maakt toch niet uit; wat nou erosie), dat ik geen auto wil rijden (net alsof die bus niets uitstoot) of dat ik in ontwikkelingslanden wil gaan werken (laat die mensen het zelf maar oplossen, daar moeten wij ons niet meer mee bemoeien; die projecten slaan toch nooit aan; met die oorlogen daar komt er toch niets van terecht). Word ik eindelijk een beetje geaccepteerd met mijn muziekkeuze, zijn het mijn idealen weer die tegenstaan.
Intussen heb ik al heel wat water bij de wijn gedaan. Niet alleen op muziekgebied (ik luister tegenwoordig zelfs al naar house), ook qua uitvoering van mijn idealen. Zo heb ik mijn nobele plan om altijd evenveel geld aan drank als aan goede doelen uit te geven vrij snel moeten opgeven. Het politiek correcte dolf het onderspit tegenover het sociaal correcte en de portemonnee-inhoud. Ik heb nu ook al weer een paar jaar mijn rijbewijs. Helaas bleek bewaarheid waarvoor ik altijd al bang was: autorijden is verslavend leuk (gelukkig heb ik geen geld voor een auto – ook niet voor wintersport trouwens). Maar mijn civiele ambities blijven ongeschonden. Ik heb me niet voor niets door de eerste twee verschrikkelijke mechanica-jaren bij civiel geworsteld.
Vertel ik mensen over mijn agrarische plannen met de Sahara, dan is dikwijls een meewarig schudden mijn deel. Een echte naïeve wereldverbeteraar, bah. Een idealist, jak. Idealisme is een heel vies woord. Het is een vervelend fenomeen en bovendien niet praktisch: er schijnt nog nooit iets goeds van gekomen te zijn.Vooral als de oude garde, die mensen die zo idealistisch waren in de jaren zestig en ons verwijten een generatie van nix te zijn, deze opmerkingen maakt klinkt het zo wrang.
Voor mij is het meer een kwestie van uitdaging. Natuurlijk kan ik ook gaan voor een negen-tot-vijf-job of voor een ambitieuze achtdaagse zeven-tot-tien-baan en bakken geld verdienen om drie weken per jaar op vakantie te gaan naar Vietnam of Cambodja. Of gaan bungy-jumpen, parachute-springen, Mount-Everest beklimmen, rond de wereld zeilen. Maar dat kan altijd nog, eerst maar eens gedesillusioneerd raken en zo die idealen kwijtraken.

Comments are closed.