Het college van bestuur heeft besloten de collegegelden te verhogen voor studenten die geen studiefinanciering ontvangen of het eind van de stufi naderen.
Het tarief gaat voor hen omhoog naar 3600 gulden. Een verschil van 1200 gulden met diegenen die per 1 september het normale, ‘wettelijke’ collegegeld betalen.
De komende jaren zullen zevendejaars en ouder dit verhoogde tarief moeten betalen (voor het studiejaar 1996/’97 betreft dit ongeveer vijftienhonderd studenten). Maar ook tientallen eerstejaars van buiten de Europese Unie worden dit jaar al hoger aangeslagen.
Tot nog toe vielen velen van hen onder het zogenaamde auditorentarief, dat dit jaar 3150 gulden was. Nieuwe wetgeving heeft dit begrip echter laten vervallen. Bovendien hebben de universiteiten de mogelijkheid gekregen zelf tarieven vast te stellen voor al diegenen die van hun stufi-rechten twaalf maanden of minder hebben overgehouden.
Studenten die dit najaar als eerstejaars in Delft aankomen vallen onder de prestatiebeurs en hebben in totaal recht op acht jaar beurs en/of lening. Op zijn vroegst in 2003 zullen zij het nieuwe, hogere ‘instellingstarief’ gaan betalen. Deeltijdstudenten betalen 2010 gulden en het examengeld voor extranei – geschat aantal: vierhonderd – wordt 1500 gulden.
Net zoals het wettelijke collegegeld de komende jaren nog gaat stijgen (tot 2750 gulden in 1998), zo zal het Delftse college van bestuur van tijd tot tijd ook bezien of het instellingstarief verder omhoog moet.
Het college van bestuur zegt bij monde van voorzitter De Voogd dat er ,,een voorzichtige stap is gezet. Er ligt een relatie tussen de onderwijskwaliteit en het collegegeld. We hebben de afgelopen maanden een paar belangrijke stappen gezet, via ons kwaliteitsmanagementplan en de tien miljoen gulden die we in onderwijsspeerpunten investeren. Maar we zijn nog niet waar we willen zijn.”
De collegebesluiten worden nog deze week toegezonden aan de leden en commissies van de universiteitsraad. Het cvb is van mening dat het de bevoegdheid heeft om deze tarieven vast te stellen, maar wil wel ,,luisteren naar de reacties”. Vorige week hadden met name de student-leden Kempen (Aag) en Sybrandy (Oras) het standpunt betrokken dat de u-raad over de tarieven moest meeebeslissen. Sybrandy zei toen: ,,Wij hebben het budgetrecht binnen de universiteit en wij gaan er dus vanuit dat het een raadsstuk wordt.” De Voogd wilde toen niet zover gaan en liet het bij een toezegging dat ,,het cvb hierin niet in isolement zou opereren”.
Veel enthousiasme leek er in de u-raad overigens niet te bestaan voor het verhogen van de tarieven, maar toen het cvb had gezegd zich ,,niet gebonden te voelen” aan de toen al uitgelekte bedragen (tussen de 3300 en de 4000 gulden), nam deraad een afwachtende houding aan.
Het cvb verwacht van de tariefsstijging verscheidene effecten. Ten eerste is een stijging van de inkomsten van de TU mogelijk, al moet worden afgewacht of dit niet door een lagere instroom teniet wordt gedaan. Met de TU’s in Twente en Eindhoven zijn geen prijsafspraken gemaakt, en dus is een verschuiving naar die instellingen een mogelijkheid.
Ten tweede kan van de tarieven een druk uitgaan op de gemiddelde studieduur. De TU heeft zich verplicht deze te verlagen van ruim zes naar vijfeneenhalf jaar. Een hoog tarief kan motiveren tot harder studeren, maar het risico van studiestaken is ook aanwezig. De gemiddelde studieduur daalt dan nog wel, maar voor minder studenten krijgt de instelling dan ook inder overheidsgeld.
Ten slotte is ook effect mogelijk op de beeldvorming van de TU. Een technische ‘topuniversiteit’ zou ook toptarieven kunnen vragen, maar de stapsgewijze aanpak van het college geeft aan dat men erkent nog niet zover te zijn. (R.M.)
Het college van bestuur heeft besloten de collegegelden te verhogen voor studenten die geen studiefinanciering ontvangen of het eind van de stufi naderen. Het tarief gaat voor hen omhoog naar 3600 gulden. Een verschil van 1200 gulden met diegenen die per 1 september het normale, ‘wettelijke’ collegegeld betalen.
De komende jaren zullen zevendejaars en ouder dit verhoogde tarief moeten betalen (voor het studiejaar 1996/’97 betreft dit ongeveer vijftienhonderd studenten). Maar ook tientallen eerstejaars van buiten de Europese Unie worden dit jaar al hoger aangeslagen.
Tot nog toe vielen velen van hen onder het zogenaamde auditorentarief, dat dit jaar 3150 gulden was. Nieuwe wetgeving heeft dit begrip echter laten vervallen. Bovendien hebben de universiteiten de mogelijkheid gekregen zelf tarieven vast te stellen voor al diegenen die van hun stufi-rechten twaalf maanden of minder hebben overgehouden.
Studenten die dit najaar als eerstejaars in Delft aankomen vallen onder de prestatiebeurs en hebben in totaal recht op acht jaar beurs en/of lening. Op zijn vroegst in 2003 zullen zij het nieuwe, hogere ‘instellingstarief’ gaan betalen. Deeltijdstudenten betalen 2010 gulden en het examengeld voor extranei – geschat aantal: vierhonderd – wordt 1500 gulden.
Net zoals het wettelijke collegegeld de komende jaren nog gaat stijgen (tot 2750 gulden in 1998), zo zal het Delftse college van bestuur van tijd tot tijd ook bezien of het instellingstarief verder omhoog moet.
Het college van bestuur zegt bij monde van voorzitter De Voogd dat er ,,een voorzichtige stap is gezet. Er ligt een relatie tussen de onderwijskwaliteit en het collegegeld. We hebben de afgelopen maanden een paar belangrijke stappen gezet, via ons kwaliteitsmanagementplan en de tien miljoen gulden die we in onderwijsspeerpunten investeren. Maar we zijn nog niet waar we willen zijn.”
De collegebesluiten worden nog deze week toegezonden aan de leden en commissies van de universiteitsraad. Het cvb is van mening dat het de bevoegdheid heeft om deze tarieven vast te stellen, maar wil wel ,,luisteren naar de reacties”. Vorige week hadden met name de student-leden Kempen (Aag) en Sybrandy (Oras) het standpunt betrokken dat de u-raad over de tarieven moest meeebeslissen. Sybrandy zei toen: ,,Wij hebben het budgetrecht binnen de universiteit en wij gaan er dus vanuit dat het een raadsstuk wordt.” De Voogd wilde toen niet zover gaan en liet het bij een toezegging dat ,,het cvb hierin niet in isolement zou opereren”.
Veel enthousiasme leek er in de u-raad overigens niet te bestaan voor het verhogen van de tarieven, maar toen het cvb had gezegd zich ,,niet gebonden te voelen” aan de toen al uitgelekte bedragen (tussen de 3300 en de 4000 gulden), nam deraad een afwachtende houding aan.
Het cvb verwacht van de tariefsstijging verscheidene effecten. Ten eerste is een stijging van de inkomsten van de TU mogelijk, al moet worden afgewacht of dit niet door een lagere instroom teniet wordt gedaan. Met de TU’s in Twente en Eindhoven zijn geen prijsafspraken gemaakt, en dus is een verschuiving naar die instellingen een mogelijkheid.
Ten tweede kan van de tarieven een druk uitgaan op de gemiddelde studieduur. De TU heeft zich verplicht deze te verlagen van ruim zes naar vijfeneenhalf jaar. Een hoog tarief kan motiveren tot harder studeren, maar het risico van studiestaken is ook aanwezig. De gemiddelde studieduur daalt dan nog wel, maar voor minder studenten krijgt de instelling dan ook inder overheidsgeld.
Ten slotte is ook effect mogelijk op de beeldvorming van de TU. Een technische ‘topuniversiteit’ zou ook toptarieven kunnen vragen, maar de stapsgewijze aanpak van het college geeft aan dat men erkent nog niet zover te zijn. (R.M.)
Comments are closed.