Onze universiteit maakt turbulente tijden door. Alles verandert en alles moet veranderen. Voor velen van ons is het een kwestie van het beheersen, sturen, in gang zetten, in de greep krijgen van veranderingsprocessen.
Naast het invoeren van een nieuwe wet, de MUB, torst Delft ook nog eens een zeer veel omvattende Modernisering Ondersteunende Diensten, de MOD, en een majeure faculteitenclustering met zich mee.
Mogelijk te veel tegelijkertijd voor het uiterst complexe systeem dat een TU nu eenmaal is. Bij dit alles verdwijnt de relatie met het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek maar al te vaak uit beeld. Ook het besef dat de organisatie slechts middel is en geen doel op zich, dreigt in onze veranderingsprocessen maar al te gemakkelijk verloren te gaan.
Inherent aan de aard van geschetste processen bevinden wij ons aan de rand van chaos, het evenwichtspunt tussen orde en wanorde, het creatieve trigger-moment voor ‘zelforganisatie’, daar waar het complexe systeem spontaan, adaptief en levendig kan zijn.
Vanuit dit laatste perspectief voel ik me prima in onze universiteit, betuig ik instemming met de meeste deelprocessen en kan ik een groot aantal daarvan in samenhang begrijpen en uitleggen. Veranderingen in onze universiteit, veranderingen in haar complexe organisatienetwerk, zowel in aard van de (functionele-)verbindingen, als in haar architectuur, roepen ook waarschuwende stemmen in mij op als het gaat om de initiële drijfveren van onze academische taken. Hoe vaak moet ik niet denken aan een van de Chinese wijsheden uit de I Tjing, de verhandeling over de Waterput:
,,De Waterput.
Men kan wel de stad verleggen,
Maar de waterput niet.
Hij neemt niet af en neemt niet toe.
Zij komen en gaan en scheppen uit de waterput.
Als men het welwater bijna heeft bereikt,
Maar het touw net niet lang genoeg is,
Of als de kruik breekt, dan brengt dat ongeluk.”
De hoofdsteden werden in het oude China soms verlegd, hetzij terwille van een gunstiger ligging, hetzij bij wisseling der dynastieën. De bouwstijl wisselde in de loop der eeuwen, maar de vorm van de waterput is tot op de dag van vandaag dezelfde gebleven. De Waterput, als symbool voor het primaire proces, is onafhankelijk van alle politiek. Geslachten komen en gaan, politieke structuren veranderen en naties wisselen in macht, maar het primaire proces is eeuwig hetzelfde. De universitaire meester-gezelrelatie, de dorst naar kennis, onze academische ambitie in het vorsen, en de ego-motivatie is door de eeuwen nooit veranderd; dat zijn onze primaire drijfveren. De waterput is de te koesteren bron van waaruit we ons kunnenbevredigen.
Maar, er is slechts één gevaar, zo luidt de Chinese wijsheid: de onachtzaamheid. Dat is de verlammende, te dwingende overorganisatie van de staat en het ontnemen van de ruimte van het volk om hun waterput te kunnen koesteren naar hun behoeften. De eerste leidt tot onderlinge oorlogen, de tweede tot het opdrogen van de inspiratie. Wellicht is dat de hedendaagse valkuil in ons ultieme streven onze organisatie, deels gedwongen, maar ook deels vrijwillig, zo te stroomlijnen dat de ruimte voor zelforganisatie rond de waterput in het gedrang komt.
Wie gelooft in het principe van zelforganisatie weet dat het moment daar is om de stroom van veranderingsimpulsen vanuit de top van onze organisatie geleidelijk aan om te buigen in een stroom van zelforganiserende impulsen vanaf de werkvloer. Of, moderner, van top-down naar bottom-up. Veel veranderingsprocessen lijken te lang top-down te zijn gestuurd en te weinig te profiteren van de zelforganiserende impulsen bottom-up.
De moraal is dat diegene die droge lippen van de dorst het meest vrezen, de waterput waaruit ze zich kunnen laven, het beste en met de grootste toewijding zullen koesteren: dat ben ik, dat ben jij, dat is zij, dat is hij.
Onze universiteit maakt turbulente tijden door. Alles verandert en alles moet veranderen. Voor velen van ons is het een kwestie van het beheersen, sturen, in gang zetten, in de greep krijgen van veranderingsprocessen. Naast het invoeren van een nieuwe wet, de MUB, torst Delft ook nog eens een zeer veel omvattende Modernisering Ondersteunende Diensten, de MOD, en een majeure faculteitenclustering met zich mee.
Mogelijk te veel tegelijkertijd voor het uiterst complexe systeem dat een TU nu eenmaal is. Bij dit alles verdwijnt de relatie met het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek maar al te vaak uit beeld. Ook het besef dat de organisatie slechts middel is en geen doel op zich, dreigt in onze veranderingsprocessen maar al te gemakkelijk verloren te gaan.
Inherent aan de aard van geschetste processen bevinden wij ons aan de rand van chaos, het evenwichtspunt tussen orde en wanorde, het creatieve trigger-moment voor ‘zelforganisatie’, daar waar het complexe systeem spontaan, adaptief en levendig kan zijn.
Vanuit dit laatste perspectief voel ik me prima in onze universiteit, betuig ik instemming met de meeste deelprocessen en kan ik een groot aantal daarvan in samenhang begrijpen en uitleggen. Veranderingen in onze universiteit, veranderingen in haar complexe organisatienetwerk, zowel in aard van de (functionele-)verbindingen, als in haar architectuur, roepen ook waarschuwende stemmen in mij op als het gaat om de initiële drijfveren van onze academische taken. Hoe vaak moet ik niet denken aan een van de Chinese wijsheden uit de I Tjing, de verhandeling over de Waterput:
,,De Waterput.
Men kan wel de stad verleggen,
Maar de waterput niet.
Hij neemt niet af en neemt niet toe.
Zij komen en gaan en scheppen uit de waterput.
Als men het welwater bijna heeft bereikt,
Maar het touw net niet lang genoeg is,
Of als de kruik breekt, dan brengt dat ongeluk.”
De hoofdsteden werden in het oude China soms verlegd, hetzij terwille van een gunstiger ligging, hetzij bij wisseling der dynastieën. De bouwstijl wisselde in de loop der eeuwen, maar de vorm van de waterput is tot op de dag van vandaag dezelfde gebleven. De Waterput, als symbool voor het primaire proces, is onafhankelijk van alle politiek. Geslachten komen en gaan, politieke structuren veranderen en naties wisselen in macht, maar het primaire proces is eeuwig hetzelfde. De universitaire meester-gezelrelatie, de dorst naar kennis, onze academische ambitie in het vorsen, en de ego-motivatie is door de eeuwen nooit veranderd; dat zijn onze primaire drijfveren. De waterput is de te koesteren bron van waaruit we ons kunnenbevredigen.
Maar, er is slechts één gevaar, zo luidt de Chinese wijsheid: de onachtzaamheid. Dat is de verlammende, te dwingende overorganisatie van de staat en het ontnemen van de ruimte van het volk om hun waterput te kunnen koesteren naar hun behoeften. De eerste leidt tot onderlinge oorlogen, de tweede tot het opdrogen van de inspiratie. Wellicht is dat de hedendaagse valkuil in ons ultieme streven onze organisatie, deels gedwongen, maar ook deels vrijwillig, zo te stroomlijnen dat de ruimte voor zelforganisatie rond de waterput in het gedrang komt.
Wie gelooft in het principe van zelforganisatie weet dat het moment daar is om de stroom van veranderingsimpulsen vanuit de top van onze organisatie geleidelijk aan om te buigen in een stroom van zelforganiserende impulsen vanaf de werkvloer. Of, moderner, van top-down naar bottom-up. Veel veranderingsprocessen lijken te lang top-down te zijn gestuurd en te weinig te profiteren van de zelforganiserende impulsen bottom-up.
De moraal is dat diegene die droge lippen van de dorst het meest vrezen, de waterput waaruit ze zich kunnen laven, het beste en met de grootste toewijding zullen koesteren: dat ben ik, dat ben jij, dat is zij, dat is hij.

Comments are closed.