Opinion

Dialoog der doven over zeggenschap en clustering

Twee fundamentele zaken stonden vorige week op de agenda van de universiteitsraad. De clustering van de faculteiten en het toekomstige medezeggenschapsstelsel.

Het college van bestuur kon in beide gevallen niet rekenen op veel sympathie bij de raadsleden. Terecht of niet? Een commentaar.

Het bleef een dialoog der doven, vorige week in de u-raad. College voor aparte ondernemingsraden en studentenraden. Raad voor ongedeelde medezeggenschap in een u-raad-nieuwe-stijl. College voor een centrale OR, gekozen door de decentrale OR’s. Raad voor een direct gekozen centrale OR, met commissies voor faculteiten en diensten.

Voor alle standpunten was wat te zeggen. En beide partijen hadden de schijn tegen. Schermend met het ideaalbeeld van de ‘academische gemeenschap’ sloot de raad zo veel mogelijk aan bij de bekende structuren en machtsposities, die de bestaande personeels- en studentenpartijen, en kansen op herverkiezing, overeind zouden kunnen houden. Daartegenover kwam het cvb met het ideaalbeeld van heldere belangenbehartiging door afzonderlijke groepen. Maar het verkocht dat vooral als ,,een breuk met het verleden”, wat door velen gelezen werd als kritiek op hun jarenlange inzet als medebestuurder van de universiteit.

De universiteitsraad kon bogen op ogenschijnlijk brede steun bij de ‘geledingen’. Besturen van studie- en studentenverenigingen en faculteiten, leden van faculteitsraden en diverse commissies hadden keurig laten weten voor de ongedeelde medezeggenschap te zijn. Dat was voorspelbaar. Het is slechts weinigen gegeven over de eigen schaduw heen te springen. Maar het gaat te ver om op basis van zo’n peiling het college te verwijten ondemocratisch te handelen (de keuze voor een OR-systeem is immers een democratisch in de wet vastgelegde mogelijkheid).
Theologisch

Het debat over de stelselkeuze had van meet af aan sterk theologische trekjes – de een geloofde in dit, de ander in dat model. Maar omdat de wetgever het cvb bij voorbaat in de rol van profeet had geplaatst, was het van meet af aan ook een zinloze discussie. De u-raad had er beter aan gedaan zich te concentreren op de vraag hóe een OR+SR-stelsel zou moeten worden ingevuld. Maandenlang heeft men zich daar verre van gehouden, omdat de theologie het absolute geloof in het ongedeelde stelsel voorschreef.

Had de u-raad die constructieve koers gekozen, dan had men zich in het laatste stadium ook niet zo door het cvb laten verrassen. Ineens merkten de personeelspartijen dat het cvb niet een gewone ondernemingsraad uit de hoge hoed toverde, maar een met kieslijsten, waarmee het wetenschappelijk personeel van een sterke positie wordt verzekerd. Weg hoop op een door vakbondslijsten gedomineerde vertegenwoordiging. Inschikken voor de professionals!

En ineens merkten de studentenpartijen dat hun solidariteit met de personeelspartijen hen op het verkeerde been had gezettoen het college een gesprek aanbood over de mogelijkheden voor een Studentenraad. ,,Bestuurscrisis aan de TU”, tetterde eerst hun gezamenlijke persbericht. Maar toen de Aag en de Oras met het cvb over hun toekomstige inspraakmogelijkheden hadden gesproken, heerste er ineens tevredenheid alom. Er bleek best met het cvb te praten.

Trouwens, ook het meningsverschil over een direct, dan wel getrapt verkozen centrale ondernemingsraad, vertoonde theologische trekjes. Op beide modellen valt vanuit principieel-democratisch oogpunt wel iets af te dingen. In het laatste model zijn centraal genomen beslissingen niet onderhevig aan medezeggenschap van democratisch gekozen OR-leden (maar het is een structuur die elders naar tevredenheid werkt). Het eerste model daarentegen impliceert dat de inspraak op het decentrale niveau onder toezicht staat van de centrale OR (niet voor niets is er hier sprake van onderdeelscommissies, niet van zelfstandige onderdeelsraden).

Ook hier had zakelijk en tijdig tegenspel door de u-raad wellicht meer kunnen bereiken. Personeelspartij TU-2000 kwam vorige week met steekhoudende argumenten tegen het cvb-model. ,,De faculteiten kunnen niet als onderneming in de zin van de wet op de ondernemingsraden worden aangemerkt. Zij voldoen noch beleidsmatig, noch economisch en financieel, noch personeel aan het wettelijke vereiste dat zij een in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband zijn.” Collegevoorzitter De Voogd knikte – zijns ondanks? – instemmend bij deze passage.
Clustering

Was de keuze van het nieuwe medezeggenschapsmodel niet the finest hour van de u-raad, het debat over de clustering maakte vorige week veel goed. Buiten-universitair raadslid Aalbers beukte met ieders instemming fundamenteel in op het college, en sprak van ,,aanmodderen met weinig overtuiging”. ,,Wat zijn nu de èchte argumenten. Wie begrijpt nu de noodzaak van de operatie?”, vroeg hij. Collegevoorzitter De Voogd reageerde bitter: ,,Wat u aanmodderen noemt, hebben we gedaan in een dialoog.”

Die slagenwisseling was symbolisch, want het is een feit dat slechts weinigen binnen de TU de aanpak van het college bij de grote thema’s van dit moment (MUB/MOD/clustering) ervaren als een van ‘dialoog’. Het recente Nipo-onderzoek onder vierhonderd TU-medewerkers heeft laten zien dat ook buiten de u-raad de ,,echte argumenten” niet begrepen worden. Minder overhead, meer kwaliteit en geld voor onderwijs en onderzoek – dat zijn de formele doelen. Maar de peiling wees uit dat ze niet royaal bekend en geloofd worden binnen de TU.

Het college heeft moeten beloven eind deze maand nog een poging te zullen doen de u-raad van zijn argumenten te overtuigen. Maar het liet ook doorschemeren dat als dat niet lukt, het dan later dit jaar zijn heil zoekt bij de nieuwe Raad van Toezicht. Het bestuurlijke probleem is dan wellicht opgelost, maar het echte overtuigen moet nog steeds beginnen.

Twee fundamentele zaken stonden vorige week op de agenda van de universiteitsraad. De clustering van de faculteiten en het toekomstige medezeggenschapsstelsel. Het college van bestuur kon in beide gevallen niet rekenen op veel sympathie bij de raadsleden. Terecht of niet? Een commentaar.

Het bleef een dialoog der doven, vorige week in de u-raad. College voor aparte ondernemingsraden en studentenraden. Raad voor ongedeelde medezeggenschap in een u-raad-nieuwe-stijl. College voor een centrale OR, gekozen door de decentrale OR’s. Raad voor een direct gekozen centrale OR, met commissies voor faculteiten en diensten.

Voor alle standpunten was wat te zeggen. En beide partijen hadden de schijn tegen. Schermend met het ideaalbeeld van de ‘academische gemeenschap’ sloot de raad zo veel mogelijk aan bij de bekende structuren en machtsposities, die de bestaande personeels- en studentenpartijen, en kansen op herverkiezing, overeind zouden kunnen houden. Daartegenover kwam het cvb met het ideaalbeeld van heldere belangenbehartiging door afzonderlijke groepen. Maar het verkocht dat vooral als ,,een breuk met het verleden”, wat door velen gelezen werd als kritiek op hun jarenlange inzet als medebestuurder van de universiteit.

De universiteitsraad kon bogen op ogenschijnlijk brede steun bij de ‘geledingen’. Besturen van studie- en studentenverenigingen en faculteiten, leden van faculteitsraden en diverse commissies hadden keurig laten weten voor de ongedeelde medezeggenschap te zijn. Dat was voorspelbaar. Het is slechts weinigen gegeven over de eigen schaduw heen te springen. Maar het gaat te ver om op basis van zo’n peiling het college te verwijten ondemocratisch te handelen (de keuze voor een OR-systeem is immers een democratisch in de wet vastgelegde mogelijkheid).
Theologisch

Het debat over de stelselkeuze had van meet af aan sterk theologische trekjes – de een geloofde in dit, de ander in dat model. Maar omdat de wetgever het cvb bij voorbaat in de rol van profeet had geplaatst, was het van meet af aan ook een zinloze discussie. De u-raad had er beter aan gedaan zich te concentreren op de vraag hóe een OR+SR-stelsel zou moeten worden ingevuld. Maandenlang heeft men zich daar verre van gehouden, omdat de theologie het absolute geloof in het ongedeelde stelsel voorschreef.

Had de u-raad die constructieve koers gekozen, dan had men zich in het laatste stadium ook niet zo door het cvb laten verrassen. Ineens merkten de personeelspartijen dat het cvb niet een gewone ondernemingsraad uit de hoge hoed toverde, maar een met kieslijsten, waarmee het wetenschappelijk personeel van een sterke positie wordt verzekerd. Weg hoop op een door vakbondslijsten gedomineerde vertegenwoordiging. Inschikken voor de professionals!

En ineens merkten de studentenpartijen dat hun solidariteit met de personeelspartijen hen op het verkeerde been had gezettoen het college een gesprek aanbood over de mogelijkheden voor een Studentenraad. ,,Bestuurscrisis aan de TU”, tetterde eerst hun gezamenlijke persbericht. Maar toen de Aag en de Oras met het cvb over hun toekomstige inspraakmogelijkheden hadden gesproken, heerste er ineens tevredenheid alom. Er bleek best met het cvb te praten.

Trouwens, ook het meningsverschil over een direct, dan wel getrapt verkozen centrale ondernemingsraad, vertoonde theologische trekjes. Op beide modellen valt vanuit principieel-democratisch oogpunt wel iets af te dingen. In het laatste model zijn centraal genomen beslissingen niet onderhevig aan medezeggenschap van democratisch gekozen OR-leden (maar het is een structuur die elders naar tevredenheid werkt). Het eerste model daarentegen impliceert dat de inspraak op het decentrale niveau onder toezicht staat van de centrale OR (niet voor niets is er hier sprake van onderdeelscommissies, niet van zelfstandige onderdeelsraden).

Ook hier had zakelijk en tijdig tegenspel door de u-raad wellicht meer kunnen bereiken. Personeelspartij TU-2000 kwam vorige week met steekhoudende argumenten tegen het cvb-model. ,,De faculteiten kunnen niet als onderneming in de zin van de wet op de ondernemingsraden worden aangemerkt. Zij voldoen noch beleidsmatig, noch economisch en financieel, noch personeel aan het wettelijke vereiste dat zij een in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband zijn.” Collegevoorzitter De Voogd knikte – zijns ondanks? – instemmend bij deze passage.
Clustering

Was de keuze van het nieuwe medezeggenschapsmodel niet the finest hour van de u-raad, het debat over de clustering maakte vorige week veel goed. Buiten-universitair raadslid Aalbers beukte met ieders instemming fundamenteel in op het college, en sprak van ,,aanmodderen met weinig overtuiging”. ,,Wat zijn nu de èchte argumenten. Wie begrijpt nu de noodzaak van de operatie?”, vroeg hij. Collegevoorzitter De Voogd reageerde bitter: ,,Wat u aanmodderen noemt, hebben we gedaan in een dialoog.”

Die slagenwisseling was symbolisch, want het is een feit dat slechts weinigen binnen de TU de aanpak van het college bij de grote thema’s van dit moment (MUB/MOD/clustering) ervaren als een van ‘dialoog’. Het recente Nipo-onderzoek onder vierhonderd TU-medewerkers heeft laten zien dat ook buiten de u-raad de ,,echte argumenten” niet begrepen worden. Minder overhead, meer kwaliteit en geld voor onderwijs en onderzoek – dat zijn de formele doelen. Maar de peiling wees uit dat ze niet royaal bekend en geloofd worden binnen de TU.

Het college heeft moeten beloven eind deze maand nog een poging te zullen doen de u-raad van zijn argumenten te overtuigen. Maar het liet ook doorschemeren dat als dat niet lukt, het dan later dit jaar zijn heil zoekt bij de nieuwe Raad van Toezicht. Het bestuurlijke probleem is dan wellicht opgelost, maar het echte overtuigen moet nog steeds beginnen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.