Met ,,een beetje emotie, een beetje spijt misschien” gaf Hans Dirken eind juni de leiding van zijn faculteit uit handen. IO-coryfee Dirken was de tweede decaan aan de TU die overging tot integraal management, het concept dat nu universiteitsbreed opgeld doet.
Destijds een geslaagd experiment. Maar: ,,Het bleek mij steeds sterker dat het college van bestuur een opvatting over decanen heeft, die nogal afwijkt van hoe het vroeger was. Een integraal decaan was iemand die samen met zijn team wetenschappenlijke strategieën uitzet voor het onderwijs en onderzoek. En die, hoewel eindverantwoordelijk, de beheersmatige taken aan een faculteitsdirecteur kon delegeren.”
,,Waar het college nu op aan stuurt is een echt managementtype. Ik zeg altijd: jullie nemen de secretaris-beheerder terug, maar die noem je dan professor. Maar als we het hierover hadden was het altijd: dat komt wel goed. Ik meende dat ze dachten: als die oude Dirken het nog even anders wil, kan dat wel.”
Dirken, en de rest van het managementteam, wilde het anders. De OCP-opzet voor een nieuwe managementsformule telde onder andere een faculteitsdirecteur – een functie waar het cvb juist van af wil. Dirken verklaart deze keuze. Er gebeurt zoveel, oude reorganisaties van IO en WbMT, nieuwe veranderingen (MOD) erover heen. Alles staat op zijn kop. Komt nog bij de herhuisvesting, uniforme jaarindeling en nu ook een andere opzet voor het onderzoek. Dat redt een decaan niet alleen.
,,Het cvb wil de subfaculteiten opheffen. Er moeten afdelingen komen, naar onderzoek gegroepeerd. Dat is prima. Voor Maritiem waren we al zo ver. Maar voor een ontwerpfaculteit als IO, die hard werkt aan zijn researchafdeling, is het onmogelijk om de structuur op korte termijn om te gooien.”
,,Met de koers zijn we akkoord, maar de tijd om het uit te voeren – daar zat het verschil. Het is niet de manier waarop ik denk dat ik het zou kunnen. Moet ik dan degene zijn die de formule uitdraagt, hoewel ik er niet in geloof? ”
De beslissing om op te stappen viel definitief toen eind juni bleek dat OCP geen overgangsperiode (tot 2001) met een breed managementteam was toegestaan. Hoewel Dirken c.s. ervan overtuigd waren dat hierover overeenstemming bereikt was met het college.
Een eigen koers mogen de faculteiten blijkbaar niet varen, concludeert Dirken. ,,Van het uitgangspunt ‘decentraal tenzij’ komt niets terecht. Het is voortdurend ‘centraal tenzij’.” Hij noemt voorbeelden: uniforme propedeuse, uniforme jaarindeling, de aansturing van facultaire diensten door de staf, het hooglerarenbeleid; het wordt allemaal sterk centraal gestuurd. Men maakt, vindt hij, van de wetenschapsstrateeg (decaan) een soort veredelde boekhouder. ,,Dat is niet mijn managementstijl.”
Dirken vertelt dat de vraag nog aan de orde is geweest: ,,Moet er één weg, of gaan we allemaal?” Het werd allemaal. ,,Ik heb geprobeerd dat tegen te houden. Want de positie van degenen die opstappen is niet allemaal hetzelfde.”
Hij doelt op de aanstellingen. Zelf heeft hij nog wat O&O-taken en ‘een stuk of tweehonderd’ vrije dagen. Genoeg om de tijd tot het pensioen (tweeëneenhalf jaar) te vullen. Klein Woud is terug naar zijn leerstoel. Maar de faculteitsdirecteuren moet het cvb een functie op hetzelfde niveau aanbieden. ,,Dat zal niet meevallen.”
IO-coryfee Dirken was de tweede decaan aan de TU die overging tot integraal management, het concept dat nu universiteitsbreed opgeld doet. Destijds een geslaagd experiment. Maar: ,,Het bleek mij steeds sterker dat het college van bestuur een opvatting over decanen heeft, die nogal afwijkt van hoe het vroeger was. Een integraal decaan was iemand die samen met zijn team wetenschappenlijke strategieën uitzet voor het onderwijs en onderzoek. En die, hoewel eindverantwoordelijk, de beheersmatige taken aan een faculteitsdirecteur kon delegeren.”
,,Waar het college nu op aan stuurt is een echt managementtype. Ik zeg altijd: jullie nemen de secretaris-beheerder terug, maar die noem je dan professor. Maar als we het hierover hadden was het altijd: dat komt wel goed. Ik meende dat ze dachten: als die oude Dirken het nog even anders wil, kan dat wel.”
Dirken, en de rest van het managementteam, wilde het anders. De OCP-opzet voor een nieuwe managementsformule telde onder andere een faculteitsdirecteur – een functie waar het cvb juist van af wil. Dirken verklaart deze keuze. Er gebeurt zoveel, oude reorganisaties van IO en WbMT, nieuwe veranderingen (MOD) erover heen. Alles staat op zijn kop. Komt nog bij de herhuisvesting, uniforme jaarindeling en nu ook een andere opzet voor het onderzoek. Dat redt een decaan niet alleen.
,,Het cvb wil de subfaculteiten opheffen. Er moeten afdelingen komen, naar onderzoek gegroepeerd. Dat is prima. Voor Maritiem waren we al zo ver. Maar voor een ontwerpfaculteit als IO, die hard werkt aan zijn researchafdeling, is het onmogelijk om de structuur op korte termijn om te gooien.”
,,Met de koers zijn we akkoord, maar de tijd om het uit te voeren – daar zat het verschil. Het is niet de manier waarop ik denk dat ik het zou kunnen. Moet ik dan degene zijn die de formule uitdraagt, hoewel ik er niet in geloof? ”
De beslissing om op te stappen viel definitief toen eind juni bleek dat OCP geen overgangsperiode (tot 2001) met een breed managementteam was toegestaan. Hoewel Dirken c.s. ervan overtuigd waren dat hierover overeenstemming bereikt was met het college.
Een eigen koers mogen de faculteiten blijkbaar niet varen, concludeert Dirken. ,,Van het uitgangspunt ‘decentraal tenzij’ komt niets terecht. Het is voortdurend ‘centraal tenzij’.” Hij noemt voorbeelden: uniforme propedeuse, uniforme jaarindeling, de aansturing van facultaire diensten door de staf, het hooglerarenbeleid; het wordt allemaal sterk centraal gestuurd. Men maakt, vindt hij, van de wetenschapsstrateeg (decaan) een soort veredelde boekhouder. ,,Dat is niet mijn managementstijl.”
Dirken vertelt dat de vraag nog aan de orde is geweest: ,,Moet er één weg, of gaan we allemaal?” Het werd allemaal. ,,Ik heb geprobeerd dat tegen te houden. Want de positie van degenen die opstappen is niet allemaal hetzelfde.”
Hij doelt op de aanstellingen. Zelf heeft hij nog wat O&O-taken en ‘een stuk of tweehonderd’ vrije dagen. Genoeg om de tijd tot het pensioen (tweeëneenhalf jaar) te vullen. Klein Woud is terug naar zijn leerstoel. Maar de faculteitsdirecteuren moet het cvb een functie op hetzelfde niveau aanbieden. ,,Dat zal niet meevallen.”
Comments are closed.