Campus

Eros, Plato en nuttige techneuten

‘Een symposium over Eros en Techno’s’, luidde de ondertitel van het symposium vorige week vrijdag in het Techniekmuseum. Geen bespiegelingen over de erotische bedrijvigheid van techniekstudenten, maar een aantal lezingen over de dieperliggende drijfveren van de ingenieur.

Dit alles ter ere van het twintigjarig jubileum van studentenpastor Ton Meijknecht, die ook zelf zijn woordje meesprak.

Wat drijft de ingenieur, ofwel: waarom doet de mens aan techniek? Gaat het slechts om praktisch nut of spelen er bijvoorbeeld ook esthetische aspecten mee? De schoonheid van een nieuwe brug over de Maas of een goed lopende machine. Maar misschien is het spreken over diepere drijfveren onzin, en zijn het gewoon zijn hersenen die de techneut tot dergelijk gedrag determineren.

Een vraag waar de sprekers op het symposium ‘De lokroep van de techniek’ een antwoord op probeerden te geven. Met een knipoog naar de Griekse filosoof Plato, die in zijn beroemde werk ‘Symposium’ het begrip Eros gebruikte voor de drijvende en scheppende krachten in mens en universum. Bij het ‘Symposium’ van Plato vloeide de drank tijdens de discussies rijkelijk, en ook op dat punt volgden de deelnemers van het pastorale symposium de oude wijsgeer.

Dr. J. van der Veken beschouwde het begrip Eros vanuit kosmisch oogpunt. Volgens de tweede hoofdwet van de thermodynamica zou het universum volgens hem uiteindelijk tot de grootse wanorde moeten vervallen. Van der Veken poneerde echter de stelling dat er ,,even onmiskenbaar een tegenstroom moet zijn, die tot grotere complexiteit leidt. Dit karakteriseert ons universum veel meer, anders zouden wij er helemaal niet zijn. Wat wij leven, liefde, bestaan noemen, hebben we daaraan te danken.”

Volgens Van der Veken heeft de orde in onze kosmos dus te maken met ,,grote creatieve krachten die de hele kosmos doorzinderen.” Vrij vertaald naar Plato: Eros. Naast kwalitatieve, meetbare aspecten zijn er op de kosmos ook kwalitatieve predicaten zoals ‘mooi’ en ‘goed’ van toepassing. Voor een beter begrip van het woord mooi, keerde Van der Veken eveneens terug naar de Grieken. Reeds zij wisten dat wanneer de lengtes van snaren in een bepaalde verhouding tot elkaar staan, de tonen harmonisch zijn. Maar de natuur bezit volgens Van der Veken nog tal van andere harmonieën: de gulden snede bijvoorbeeld.

Orde en regelmaat staan dus in directe relatie tot schoonheid, en zo kwam Van der Veken via Eros uit bij de techniek. Met de techniek ,,legt de mens de aarde zijn wil op, temt hij haar.” Het uiteindelijke doel van de techniek, het ‘ideaal’, is het meer bewoonbaar maken van de aarde voor de mens zodat deze meer tijd heeft voor het zoeken naar waarheid, goedheid en schoonheid.

De plaats die Van der Veken de ingenieur toekent is dus niet gering. Hij vergeleek hem met de demiurg bij Plato, de goddelijke ambachtsman die het universum uit de oorspronkelijke chaos formeerde. Ook de ingenieur vecht tegende weerbarstigheid van de kosmos en probeert zoveel mogelijk orde aan te brengen als mogelijk.

Prof.dr.ir. P.M. Dewilde, directeur van DIMES, liet direct weten van dit Platoons idealisme weinig te moeten hebben. Uit dit soort abstracte idealen was volgens hem onnoemelijk veel ellende voortgekomen, waarbij hij met name dacht aan de inquisitie en het nazisme met haar ideaal van etnische schoonheid. Dewilde gooide het liever over een meer naturalistische boeg, met een verhaal over neuronen en hersenprocessen. Waarom loopt het menselijk streven naar mooie idealen toch zo vaak slecht af? ,,Omdat wij gedetermineerd zijn door de werking van onze hersenen”, aldus Dewilde. Harmonie in de natuur? ,,Misschien stellen onze hersenen ons niet in staat het chaotische te zien.”

Een zelfde scepsis stelde Dewilde aan de dag wat het begrip schoonheid betreft. Vinden wij een kunstwerk mooi, dan komt dat omdat wij ,,dezelfde hersenen hebben als de kunstenaar.” Daarnaast is schoonheid volgens hem ook historisch bepaald. Hij zag dan ook meer heil in de Indische harmonie-idee – volgens welke schoonheid door de mens gemaakt wordt – dan in de westerse (Griekse). Met andere woorden: ,,Eros is niet praten, maar doen. Lekker op z’n ingenieurs.”

De man ter ere van wie het symposium georganiseerd was, Ton Meijknecht, deed als laatste een nuchtere duit in het zakje. Praktisch nut stond volgens hem aan de wieg van de techniek, en dat is nog steeds de belangrijkste drijfveer voor technici. Meijknecht dwaalde niet af naar Plato of Griekenland, maar naar het Romeinse Rijk, waar aan de beheersing van de wereld meer belang werd gehecht dan aan abstract filosoferen. ,,Nut in plaats van valse goden. Menselijke macht en een beheersbare wereld”, zo dacht de zakelijke Romein erover volgens Meijknecht.

,,Techniek en wetenschap hebben een heel andere herkomst. Wetenschap is afkomstig uit het klooster, waar men zich bezighoudt met de vraag of iets waar is. Schone handen en nette boorden. Techniek komt van de werkplaats. Daar gaat het er om of iets het doet. Dat gaat gepaard met vuile laarzen en smeer aan je handen.” Nut heeft volgens Meijknecht de taak om nood te lenigen. Veel techniek vergroot die nood echter, en is in wezen dus onnuttig. Techniek is in dit geval vervreemd van haar oorsprong. En zo gaf de theoloog Meijknecht er blijk van dat twintig Delftse jaren hun sporen in zijn denken duidelijk hebben nagelaten.


Figuur 1 In de geest van Plato vloeide de drank rijkelijk tijdens het symposium

Kees Versluis

‘Een symposium over Eros en Techno’s’, luidde de ondertitel van het symposium vorige week vrijdag in het Techniekmuseum. Geen bespiegelingen over de erotische bedrijvigheid van techniekstudenten, maar een aantal lezingen over de dieperliggende drijfveren van de ingenieur. Dit alles ter ere van het twintigjarig jubileum van studentenpastor Ton Meijknecht, die ook zelf zijn woordje meesprak.

Wat drijft de ingenieur, ofwel: waarom doet de mens aan techniek? Gaat het slechts om praktisch nut of spelen er bijvoorbeeld ook esthetische aspecten mee? De schoonheid van een nieuwe brug over de Maas of een goed lopende machine. Maar misschien is het spreken over diepere drijfveren onzin, en zijn het gewoon zijn hersenen die de techneut tot dergelijk gedrag determineren.

Een vraag waar de sprekers op het symposium ‘De lokroep van de techniek’ een antwoord op probeerden te geven. Met een knipoog naar de Griekse filosoof Plato, die in zijn beroemde werk ‘Symposium’ het begrip Eros gebruikte voor de drijvende en scheppende krachten in mens en universum. Bij het ‘Symposium’ van Plato vloeide de drank tijdens de discussies rijkelijk, en ook op dat punt volgden de deelnemers van het pastorale symposium de oude wijsgeer.

Dr. J. van der Veken beschouwde het begrip Eros vanuit kosmisch oogpunt. Volgens de tweede hoofdwet van de thermodynamica zou het universum volgens hem uiteindelijk tot de grootse wanorde moeten vervallen. Van der Veken poneerde echter de stelling dat er ,,even onmiskenbaar een tegenstroom moet zijn, die tot grotere complexiteit leidt. Dit karakteriseert ons universum veel meer, anders zouden wij er helemaal niet zijn. Wat wij leven, liefde, bestaan noemen, hebben we daaraan te danken.”

Volgens Van der Veken heeft de orde in onze kosmos dus te maken met ,,grote creatieve krachten die de hele kosmos doorzinderen.” Vrij vertaald naar Plato: Eros. Naast kwalitatieve, meetbare aspecten zijn er op de kosmos ook kwalitatieve predicaten zoals ‘mooi’ en ‘goed’ van toepassing. Voor een beter begrip van het woord mooi, keerde Van der Veken eveneens terug naar de Grieken. Reeds zij wisten dat wanneer de lengtes van snaren in een bepaalde verhouding tot elkaar staan, de tonen harmonisch zijn. Maar de natuur bezit volgens Van der Veken nog tal van andere harmonieën: de gulden snede bijvoorbeeld.

Orde en regelmaat staan dus in directe relatie tot schoonheid, en zo kwam Van der Veken via Eros uit bij de techniek. Met de techniek ,,legt de mens de aarde zijn wil op, temt hij haar.” Het uiteindelijke doel van de techniek, het ‘ideaal’, is het meer bewoonbaar maken van de aarde voor de mens zodat deze meer tijd heeft voor het zoeken naar waarheid, goedheid en schoonheid.

De plaats die Van der Veken de ingenieur toekent is dus niet gering. Hij vergeleek hem met de demiurg bij Plato, de goddelijke ambachtsman die het universum uit de oorspronkelijke chaos formeerde. Ook de ingenieur vecht tegende weerbarstigheid van de kosmos en probeert zoveel mogelijk orde aan te brengen als mogelijk.

Prof.dr.ir. P.M. Dewilde, directeur van DIMES, liet direct weten van dit Platoons idealisme weinig te moeten hebben. Uit dit soort abstracte idealen was volgens hem onnoemelijk veel ellende voortgekomen, waarbij hij met name dacht aan de inquisitie en het nazisme met haar ideaal van etnische schoonheid. Dewilde gooide het liever over een meer naturalistische boeg, met een verhaal over neuronen en hersenprocessen. Waarom loopt het menselijk streven naar mooie idealen toch zo vaak slecht af? ,,Omdat wij gedetermineerd zijn door de werking van onze hersenen”, aldus Dewilde. Harmonie in de natuur? ,,Misschien stellen onze hersenen ons niet in staat het chaotische te zien.”

Een zelfde scepsis stelde Dewilde aan de dag wat het begrip schoonheid betreft. Vinden wij een kunstwerk mooi, dan komt dat omdat wij ,,dezelfde hersenen hebben als de kunstenaar.” Daarnaast is schoonheid volgens hem ook historisch bepaald. Hij zag dan ook meer heil in de Indische harmonie-idee – volgens welke schoonheid door de mens gemaakt wordt – dan in de westerse (Griekse). Met andere woorden: ,,Eros is niet praten, maar doen. Lekker op z’n ingenieurs.”

De man ter ere van wie het symposium georganiseerd was, Ton Meijknecht, deed als laatste een nuchtere duit in het zakje. Praktisch nut stond volgens hem aan de wieg van de techniek, en dat is nog steeds de belangrijkste drijfveer voor technici. Meijknecht dwaalde niet af naar Plato of Griekenland, maar naar het Romeinse Rijk, waar aan de beheersing van de wereld meer belang werd gehecht dan aan abstract filosoferen. ,,Nut in plaats van valse goden. Menselijke macht en een beheersbare wereld”, zo dacht de zakelijke Romein erover volgens Meijknecht.

,,Techniek en wetenschap hebben een heel andere herkomst. Wetenschap is afkomstig uit het klooster, waar men zich bezighoudt met de vraag of iets waar is. Schone handen en nette boorden. Techniek komt van de werkplaats. Daar gaat het er om of iets het doet. Dat gaat gepaard met vuile laarzen en smeer aan je handen.” Nut heeft volgens Meijknecht de taak om nood te lenigen. Veel techniek vergroot die nood echter, en is in wezen dus onnuttig. Techniek is in dit geval vervreemd van haar oorsprong. En zo gaf de theoloog Meijknecht er blijk van dat twintig Delftse jaren hun sporen in zijn denken duidelijk hebben nagelaten.


Figuur 1 In de geest van Plato vloeide de drank rijkelijk tijdens het symposium

Kees Versluis

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.