Campus

Hoofd uit de wolken

Niet alle studenten bezwijken onder de studiedruk op de TU Delft. Erik Boeschoten, student strategic product design, studeert nagenoeg nominaal en leidt daarnaast een succesvol onderwijsbedrijf met twaalf werknemers.

Op woensdag 11 maart organiseerde hij een ontmoetings- en inspiratieconferentie voor 130 leerkrachten.

WIE IS ERIK BOESCHOTEN?
Erik Boeschoten werd in 1983 geboren in Bunnik. Op de basisschool wilde hij pizzabakker of leraar worden. Een half jaar van zijn middelbare schooltijd bracht hij door op de bank, geveld door de ziekte van Pfeiffer. Hij leerde zichzelf uit verveling programmeren en ging websites ontwerpen. Al gauw begon de zaak te rollen. Een grote opdracht voor ASM Europe leidde tot de oprichting van Joeri Multimedia. Boeschoten betrok zijn neef Job Christians erbij en samen begonnen ze in 2003 de website Onderwijsmaakjesamen.nl. In 2006 richtten ze stichting Onderwijs Maak Je Samen op, later werd de stichting omgezet in een succesvolle onderneming.

Hoe ziet de werkweek van een studerende bedrijfsleider eruit?
“Op maandag, woensdag en vrijdag ben ik op ons kantoor in Helmond. Om half zeven spring ik in Delft in de trein en bereid de dag voor. Ik houd van de trein. Er is niets om je af te leiden, je kunt er rustig werken. Om tien over acht kom ik in Helmond aan en begin ik aan een dag vol afspraken. Ik geef onze stagiaire opdrachten, bespreek een productidee met een van onze adviseurs en heb een overleg met een klant.
Mijn dagen in Delft zijn gericht op mijn studie, ik probeer dan zoveel mogelijk studie-overleggen te plannen. Gelukkig zijn mijn projectgenoten tot nu toe altijd erg begripvol geweest. Ik kan nu eenmaal niet bij alle besprekingen zijn, maar zet me wel voor honderd procent in voor de studie en streef naar cijfers boven de acht.”

Heb je nog wel tijd voor ontspanning?
”Mijn werk en mijn studie beheersen mijn hele leven. Vroeger sportte ik veel en in mijn eerste Delftse jaren deed ik met veel plezier de mediacommissie bij studentenvereniging Virgiel, maar dat zit er nu niet meer in. Ik merk wel dat ik soms aan mijn taks zit. Op zo’n moment ga ik een simpel klusje doen, zoals het stansen en printen van folders.”

Wat doet de stichting Onderwijs Maak Je Samen?
“Onderwijs Maak Je Samen wil mensen in het onderwijs informeren, inspireren en enthousiasmeren. Concreet betekent dit dat docenten op onze website onder meer lessen, spelletjes en artikelen kunnen vinden. De website dient tevens als platform voor docenten om hun ideeën met anderen te delen. Naast het kennisdelen heeft ons bedrijf drie subdomeinen. Het multimediabedrijf dat ik op de middelbare school begonnen ben, is nu onderdeel van Onderwijs Maak je Samen. Met onze uitgeverij bieden we docenten ons eigen lesmateriaal, literatuur en inspirerende spelletjes. Ook gaan we zelf op pad met workshops en trainingen, zoals de workshop onderlinge kindermassage. Ik vind dat zelf een erg leuke workshop: de kinderen masseren op een laagdrempelige manier elkaars rug. Dat is niet gebruikelijk in onderwijsland, maar het versterkt de verbondenheid tussen de kinderen en kan pesten verminderen.
We vinden het belangrijk dat docenten elkaar niet alleen maar digitaal ontmoeten, maar ook fysiek tegen het lijf lopen en kennis en ervaringen uitwisselen. Daarom hebben we op 11 maart een onderwijsconferentie gehouden.”

Hebben docenten nog wel tijd om naar onderwijsconferenties te komen?
“Onze conferentie is gelukkig goed bezocht, er waren ongeveer 130 bezoekers. Er zijn naast onze conferentie een aantal andere congressen georganiseerd in deze periode. Daardoor moesten we extra ons best doen ons te onderscheiden. Ik denk dat mensen merken dat we een passie hebben voor wat we doen en dat ze daarop afkomen. We hebben een sterke visie op hoe zo’n conferentie eruit moet zien. We willen niet dat mensen in een zaal gaan zitten en de hele dag naar een spreker luisteren. Het is juist de bedoeling dat ze elkaar ontmoeten en inspireren. Wij helpen ze daarbij. Ik heb zelf een workshop gegeven over het gebruiken van gratis software in de les. Ik ben zelf geen leraar en ga de docenten in mijn workshop niet voorschrijven hoe ze de software moeten gebruiken. Mijn rol is die van aangever; ik laat de docenten Skype zien en vertel dat het mogelijk is om kinderen op verschillende scholen met elkaar te laten communiceren met Skype en een webcam. Vervolgens is het aan de docenten om te brainstormen over hoe zij dat in hun klas zouden kunnen toepassen en fungeer ik als discussieleider.”

Wat heeft een industrieel ontwerper met het inspireren van docenten?
“Die vraag heeft me lange tijd bezig gehouden. Mijn neef Job Christians, met wie ik Onderwijs Maak Je Samen leid, komt van de Pabo. Hij heeft zijn roots in het onderwijs en is doordrongen van het idee dat docenten meer ideeën uit de onderwijspraktijk moesten delen. Ik hielp hem in deze missie als graficus en programmeur van de website van Onderwijs Maak Je Samen, maar had in het begin nog geen feeling met het onderwerp. Mijn ouders hebben allebei voor de klas gestaan, dat was mijn link met onderwijs. Nu zie ik dat mijn werk en mijn studie steeds meer naar elkaar toegroeien. Ik merk dat onderwerpen uit mijn master strategic product design van pas komen in mijn functie als directeur. Je leert bijvoorbeeld dat branding heel belangrijk is als je een bedrijf opricht. Alles moet in lijn zijn met je visie, van hoe je website eruit ziet tot hoe je de telefoon opneemt. Ons nieuwe pand is daar een goed voorbeeld van. Het is een inspirerend gebouw, dat uitnodigt tot speelsheid. Docententeams mogen gratis de vergaderruimte gebruiken, in ruil voor het delen van hun ideeën en de thema’s waar ze mee bezig zijn. Ook dat is informeren, inspireren, enthousiasmeren.”

Wordt je afstuderen je kans om te laten zien hoe industrieel ontwerpen en het onderwijs verenigd kunnen worden?
“De planning is dat ik in april 2010 begin met afstuderen. Ik heb dus nog even de tijd om erover na te denken. Op dit moment denk ik dat ik graag aan de slag wil met producten in de klas. Ik zie dat ontwerpers producten bedenken die vaak niet aansluiten bij de onderwijsrealiteit. Neem het digitale schoolbord. Dat lijkt een prachtig hulpmiddel, maar is feitelijk meer geschikt voor presentaties in het bedrijfsleven dan voor in de klas. Er wordt immers steeds minder klassikaal lesgegeven en het schoolbord heeft dan ook een kleinere rol in het onderwijs. Ik denk dat het belangrijk is docenten en scholieren te betrekken bij het ontwerpen van producten voor in de klas. Producten kunnen dan precies ontworpen worden voor hun functie: het ondersteunen van het leerproces.”

Wat verwacht je dat de input van docenten en scholieren zal opleveren?
“In het geval van het digitale schoolbord hadden zij de ontwerpers kunnen vertellen dat ze vaker in kleine groepjes werken en dat de juf niet meer de hele dag voor de klas staat. Het digitale schoolbord had er dan heel anders uit kunnen zien. Misschien was het wel een digitale tafel geweest, waar leerlingen omheen kunnen zitten, of hadden er meer kinderen tegelijkertijd op kunnen schrijven, zodat de interactie bevorderd wordt. In Engeland heeft een project plaatsgevonden waarbij ontwerpers en leerlingen samen een ontwerpuitdaging oplosten, zoals het veelvuldig kwijtraken van de jassen. De kinderen hadden een frisse blik en leerden de ontwerpers ècht out of the box te denken. De scholieren leerden hun ideeën te concretiseren en uit te leggen aan de ontwerpers en staken op die manier iets op van het project. Ik zou deze ontwerpmethode graag verder uitwerken en een product voor in de klas verzinnen, of misschien zelfs wel een compleet klaslokaal van de toekomst.”

Wat vind je van het onderwijs op de TU Delft?
“Ik vind dat ik veel geleerd heb tijdens mijn opleiding, niet alleen op technisch vlak. Tijdens de colleges van een van de eerste vakken van strategic product design worden gastsprekers van verschillende achtergronden uitgenodigd, die allemaal vertellen over hun visie op ontwerpen. Je wordt uitgedaagd om na te denken welke methode bij jou past en waarom. Dat is uiteindelijk wat je een unieke ingenieur zal maken volgens mij. Met alleen de technische vaardigheden onderscheid je je niet van de massa, die precies dezelfde productietechnologieën en mechanica in huis heeft. Je moet jezelf verkopen door een eigen visie.
Iets anders wat ik goed vind aan het onderwijs is de koppeling tussen theorie en praktijk. In een academische omgeving is het gevaar dat je met je hoofd in de wolken theorieën verzint, die in de praktijk moeilijk toe te passen zijn. Op de TU krijg je een reality check: je docenten wijzen je er fijntjes op dat jouw ultra-innovatieve ipod-opvolger onmogelijk te produceren is. Je leert om je ideeën niet te laten zweven, maar in te passen in de realiteit.”

Hoe zie jij de toekomst van Onderwijs Maak je Samen?
“Ik heb honderdduizend toekomstdromen en wil nog niet vastleggen welke droom er uit zal komen. Zo werken we ook niet. We willen dingen aanpakken die passen bij onze missie van informeren, inspireren en enthousiasmeren en aansluiten bij waar op dat moment vraag naar is. Ik zou het in ieder geval mooi vinden als we met Onderwijs Maak Je Samen meer mensen kunnen bereiken. We werken nu vooral in Brabant en er zitten twee mensen in Amsterdam. Het zou fantastisch zijn als we met ons netwerk de Randstad zouden kunnen beslaan.”

En inhoudelijk?
“Natuurlijk hoop ik dat het ontwikkelen van schoolproducten in samenwerking met ontwerpers, docenten en leerlingen zal lukken. Ik geloof er heilig in dat leerlingen en docenten ontwerpers tot prachtige dingen kunnen inspireren!”

De mammoet-reorganisatie van de TU nadert een nieuwe fase. De visie van het college van bestuur was bekend en nu ligt – op verzoek van de vakbonden – ook een extern advies op tafel. Daarmee kan het gesprek over de concrete uitvoering beginnen. De belangrijkste opponent van het college in dit onderhandelingsspel heet ing. Frans Kok, voorzitter van de vakcentrales in het Overlegorgaan Personeelszaken.


Figuur 1 Frans Kok: ,,Wat is nou politieke macht als je het naar de vakbond vertaalt?”

,,Het externe rapport over de reorganisatie is pas verschenen, en nu al hoor je de wildste geruchten. De bonden zouden volledig achter het advies staan en het college zou precies hebben wat het wilde. Terwijl wij niet eens ons standpunt hebben bepaald. Ja, het geruchtencircuit tiert hier welig. Je wordt er wel eens moe van om iedere keer opnieuw te moeten uitleggen hoe het werkelijk zit. Maar aan de andere kant, dat houdt je ook alert. Want mensen vragen door: waarom zou je het wel of niet met het rapport eens zijn? Zulke exercities scherpen de geest.”

Hersengymnastiek over de belangen van TU-medewerkers is voor Kok niets nieuws. In 1984 nam hij zitting in het Overlegorgaan Personeelszaken (OP) en drie jaar geleden werd hij voorzitter namens de bonden. Afgelopen januari wezen Kok en zijn collega’s er nog eens op dat met de bonden niet te spotten valt. Alle overleg met het college werd toen opgeschort omdat de bonden inhoudelijk inspraak wensten over de mega-reorganisatie. Dergelijke botsingen komen niet vaak voor.

,,Een conflict kan nooit tot in de eeuwigheid duren. Op een bepaald moment moet je toch terug naar de overlegtafel. Dus probeer je een balans te vinden tussen de personeelsbelangen en de wensen van het college. Maar in dit geval konden we niet anders dan de koffer dichtklappen en vertrekken.”

Cynisch is Kok door de jarenlange strijd niet geworden. Dat kan ook niet, meent hij. ,,Als je bij ieder voorstel van het college denkt: ‘wat hebben ze nou weer’ of ‘ze moeten weer zo nodig’, valt er niet te werken.”

Opdreunen

Wordt Kok het nooit beu om steeds maar weer hetzelfde vakbondsverhaal af te moeten draaien? ,,Als je bedoelt dat we altijd op de belangen van het personeel wijzen, dan word ik daar zeker niet moe van. Werknemers mogen niet zomaar de straat op geschopt worden zonder uitzicht op een nieuwe baan, dat is een standaard-riedel die je blijft opdreunen. Wanneer je daarmee stopt, kun je als vakbond inpakken.”

,,Waar ik wél moe van word zijn de zaken die al jarenlang mislopen in het TU-beleid. Neem de totstandkoming van het voorschrift om hoogleraren te beoordelen. Vier jaar geleden werd al toegezegd dat zo’n voorschrift er zou komen. Het voorstel moest alleen nog even uitgewerkt worden. Elke keerdat we ernaar vroegen, werd ons verzekerd: het komt binnenkort. Op een gegeven moment wordt het een lachertje om er nog over te beginnen. Dan hoef je een collegelid alleen maar aan te kijken of er komt al een excuus. Daar word je wel eens moedeloos van.”

,,De grap is ook: in de jaren dat ik het in het overlegorgaan zit heb ik al heel wat cvb-wisselingen meegemaakt. Het is bijna vermakelijk om het elan te zien waarmee ieder nieuw collegelid begint. Sommigen beginnen moeiteloos opnieuw over zaken waarmee je al lang bent beziggeweest. Een aantal dingen komt steeds terug. Dat heeft wel zijn charmes, hoor. Zo hebben al vier collegeleden geroepen: ,,Een voorwaarde voor een betere organisatie is een goed systeem van beoordelingen.” En nog steeds lees je in het Sociaal Jaarverslag dat niet alle personeelsleden jaarlijks beoordeeld worden. Ik weet wel: er wordt aan gewerkt. Maar blijkbaar verandert een systeem niet zo snel als we zouden willen.”

Lichtje

Kok vindt niet dat het alsmaar slechter wordt aan de universiteit. Voor hem is reorganisatie geen synoniem voor ‘erop achteruit gaan’. ,,De tijd dat je dertig jaar lang dezelfde functie bekleedde is voorbij; dat kan en moet ook de praktijk niet zijn. Reorganisaties leveren natuurlijk spanningen op voor individuen. Sommige mensen beginnen dan echter iets nieuws waar ze heel gelukkig mee zijn. Zonder reorganisatie hadden ze zo’n stap nooit gezet.”

,,Maar er vallen te veel slachtoffers. Het probleem is dat reorganisatie op reorganisatie gestapeld wordt. Ik ken mensen die zes, zeven jaar in een onzekere situatie zitten. Dat kán niet. Er wordt veel van hen geëist, telkens moeten ze naar een andere plek. Dan zie je bij mensen het lichtje uitgaan. Bij het Bureau van de universiteit is dat nu ook een probleem. Op dat punt hebben we nog een hoop te doen.”

De vraag blijft waarom iemand vrijwel al zijn vrije tijd en z’n halve baan (als technisch medewerker op het laboratorium voor lage snelheden van L&R) opoffert om voor collega’s goede regelingen te bevechten. Kok vertelt dat hij ‘vanzelfsprekend’ lid werd van de vakbond AbvaKabo toen hij ging werken, en daarna rolde het balletje vanzelf door. ,,Als het om werk gaat, is het voor mij ondenkbaar om zaken zomaar langs je heen te laten gaan. Ik ken hier nauwelijks mensen die dat wel kunnen. Dit is geen fabriek waar mensen achter de lopende band staan en het verder wel best vinden. Van de conciërge tot de hoogleraar, iedereen is ontzettend betrokken. Voor mijn gevoel is er niks frustrerender dan goede ideeën hebben, terwijl er niemand naar je luistert.”

Tegenwicht

Een andere drijfveer is idealisme, zegt Kok. Althans, daar begint het mee. ,,Ik heb het altijd waanzin gevonden dat er honderdduizenden mensen zijn zonder baan, terwijl anderen klagen dat ze geen tijd hebben om hun vrije dagen op te nemen. Dus pleit ik voor arbeidstijdverkorting. In het Overlegorgaan Personeelszaken moet je zo’n ideaal dan praktisch vertalen: hoe kun je ADV zo organiseren dat het voor iedereenaantrekkelijk wordt. Naarmate je dieper in het vakbondswerk zit, houd je je steeds meer met concrete vraagstukken bezig. Dat geeft niks, zolang er maar enkele ideologen in je omgeving zitten die je af en toe zeggen waarom je het werk doet. Je moet oppassen dat je niet verzandt in de dagelijkse problemen.”

Want meebesturen is iets dat Kok niet ambieert. ,,Dan was ik wel in de u-raad gaan zitten. Medezeggenschap is iets wezenlijk anders dan meebesturen. We hebben in Delft hard geknokt om de medezeggenschap van de grond te tillen en als eerste universiteit zijn we daarin geslaagd. Het idee dat het met personeel goed gaat als er goed bestuurd wordt, is maar ten dele waar. Er moet altijd een tegenwicht zijn voor de bestuurlijke circuits. Het liefst hadden we destijds al een ondernemingsraad ingesteld, maar dat was politiek gezien een brug te ver.”

Nu de ondernemingsraad wel dichterbij komt, ziet het ernaar uit dat Kok dat niet actief zal meemaken. Volgend jaar zet hij een punt achter zijn voorzitterschap. Na vier jaar is het welletjes, vindt hij. De functie vraagt de nodige aanpassing van zowel het thuisfront als de collega’s, en ook inhoudelijk is het goed als er eens een frisse wind waait.

,,Ik weet niet of er nog ruimte is – mijn vakgroep moet ook reorganiseren – maar voor mezelf zou ik gemakkelijk terugkunnen naar mijn baan als technisch medewerker. Ach, wat is nou politieke macht als je het naar de vakbond vertaalt? Voor mij is dit in ieder geval niet verslavend. Dat klinkt misschien raar als je bedenkt dat ik al zo lang bezig ben. Maar een OP is iets dat ophoudt. Dat weet je. Als ik geen voorzitter meer ben, trekken anderen die kar wel. Misschien is er dan iets anders leuks waarmee ik me ga bezighouden.”

WIE IS ERIK BOESCHOTEN?
Erik Boeschoten werd in 1983 geboren in Bunnik. Op de basisschool wilde hij pizzabakker of leraar worden. Een half jaar van zijn middelbare schooltijd bracht hij door op de bank, geveld door de ziekte van Pfeiffer. Hij leerde zichzelf uit verveling programmeren en ging websites ontwerpen. Al gauw begon de zaak te rollen. Een grote opdracht voor ASM Europe leidde tot de oprichting van Joeri Multimedia. Boeschoten betrok zijn neef Job Christians erbij en samen begonnen ze in 2003 de website Onderwijsmaakjesamen.nl. In 2006 richtten ze stichting Onderwijs Maak Je Samen op, later werd de stichting omgezet in een succesvolle onderneming.

Hoe ziet de werkweek van een studerende bedrijfsleider eruit?
“Op maandag, woensdag en vrijdag ben ik op ons kantoor in Helmond. Om half zeven spring ik in Delft in de trein en bereid de dag voor. Ik houd van de trein. Er is niets om je af te leiden, je kunt er rustig werken. Om tien over acht kom ik in Helmond aan en begin ik aan een dag vol afspraken. Ik geef onze stagiaire opdrachten, bespreek een productidee met een van onze adviseurs en heb een overleg met een klant.
Mijn dagen in Delft zijn gericht op mijn studie, ik probeer dan zoveel mogelijk studie-overleggen te plannen. Gelukkig zijn mijn projectgenoten tot nu toe altijd erg begripvol geweest. Ik kan nu eenmaal niet bij alle besprekingen zijn, maar zet me wel voor honderd procent in voor de studie en streef naar cijfers boven de acht.”

Heb je nog wel tijd voor ontspanning?
”Mijn werk en mijn studie beheersen mijn hele leven. Vroeger sportte ik veel en in mijn eerste Delftse jaren deed ik met veel plezier de mediacommissie bij studentenvereniging Virgiel, maar dat zit er nu niet meer in. Ik merk wel dat ik soms aan mijn taks zit. Op zo’n moment ga ik een simpel klusje doen, zoals het stansen en printen van folders.”

Wat doet de stichting Onderwijs Maak Je Samen?
“Onderwijs Maak Je Samen wil mensen in het onderwijs informeren, inspireren en enthousiasmeren. Concreet betekent dit dat docenten op onze website onder meer lessen, spelletjes en artikelen kunnen vinden. De website dient tevens als platform voor docenten om hun ideeën met anderen te delen. Naast het kennisdelen heeft ons bedrijf drie subdomeinen. Het multimediabedrijf dat ik op de middelbare school begonnen ben, is nu onderdeel van Onderwijs Maak je Samen. Met onze uitgeverij bieden we docenten ons eigen lesmateriaal, literatuur en inspirerende spelletjes. Ook gaan we zelf op pad met workshops en trainingen, zoals de workshop onderlinge kindermassage. Ik vind dat zelf een erg leuke workshop: de kinderen masseren op een laagdrempelige manier elkaars rug. Dat is niet gebruikelijk in onderwijsland, maar het versterkt de verbondenheid tussen de kinderen en kan pesten verminderen.
We vinden het belangrijk dat docenten elkaar niet alleen maar digitaal ontmoeten, maar ook fysiek tegen het lijf lopen en kennis en ervaringen uitwisselen. Daarom hebben we op 11 maart een onderwijsconferentie gehouden.”

Hebben docenten nog wel tijd om naar onderwijsconferenties te komen?
“Onze conferentie is gelukkig goed bezocht, er waren ongeveer 130 bezoekers. Er zijn naast onze conferentie een aantal andere congressen georganiseerd in deze periode. Daardoor moesten we extra ons best doen ons te onderscheiden. Ik denk dat mensen merken dat we een passie hebben voor wat we doen en dat ze daarop afkomen. We hebben een sterke visie op hoe zo’n conferentie eruit moet zien. We willen niet dat mensen in een zaal gaan zitten en de hele dag naar een spreker luisteren. Het is juist de bedoeling dat ze elkaar ontmoeten en inspireren. Wij helpen ze daarbij. Ik heb zelf een workshop gegeven over het gebruiken van gratis software in de les. Ik ben zelf geen leraar en ga de docenten in mijn workshop niet voorschrijven hoe ze de software moeten gebruiken. Mijn rol is die van aangever; ik laat de docenten Skype zien en vertel dat het mogelijk is om kinderen op verschillende scholen met elkaar te laten communiceren met Skype en een webcam. Vervolgens is het aan de docenten om te brainstormen over hoe zij dat in hun klas zouden kunnen toepassen en fungeer ik als discussieleider.”

Wat heeft een industrieel ontwerper met het inspireren van docenten?
“Die vraag heeft me lange tijd bezig gehouden. Mijn neef Job Christians, met wie ik Onderwijs Maak Je Samen leid, komt van de Pabo. Hij heeft zijn roots in het onderwijs en is doordrongen van het idee dat docenten meer ideeën uit de onderwijspraktijk moesten delen. Ik hielp hem in deze missie als graficus en programmeur van de website van Onderwijs Maak Je Samen, maar had in het begin nog geen feeling met het onderwerp. Mijn ouders hebben allebei voor de klas gestaan, dat was mijn link met onderwijs. Nu zie ik dat mijn werk en mijn studie steeds meer naar elkaar toegroeien. Ik merk dat onderwerpen uit mijn master strategic product design van pas komen in mijn functie als directeur. Je leert bijvoorbeeld dat branding heel belangrijk is als je een bedrijf opricht. Alles moet in lijn zijn met je visie, van hoe je website eruit ziet tot hoe je de telefoon opneemt. Ons nieuwe pand is daar een goed voorbeeld van. Het is een inspirerend gebouw, dat uitnodigt tot speelsheid. Docententeams mogen gratis de vergaderruimte gebruiken, in ruil voor het delen van hun ideeën en de thema’s waar ze mee bezig zijn. Ook dat is informeren, inspireren, enthousiasmeren.”

Wordt je afstuderen je kans om te laten zien hoe industrieel ontwerpen en het onderwijs verenigd kunnen worden?
“De planning is dat ik in april 2010 begin met afstuderen. Ik heb dus nog even de tijd om erover na te denken. Op dit moment denk ik dat ik graag aan de slag wil met producten in de klas. Ik zie dat ontwerpers producten bedenken die vaak niet aansluiten bij de onderwijsrealiteit. Neem het digitale schoolbord. Dat lijkt een prachtig hulpmiddel, maar is feitelijk meer geschikt voor presentaties in het bedrijfsleven dan voor in de klas. Er wordt immers steeds minder klassikaal lesgegeven en het schoolbord heeft dan ook een kleinere rol in het onderwijs. Ik denk dat het belangrijk is docenten en scholieren te betrekken bij het ontwerpen van producten voor in de klas. Producten kunnen dan precies ontworpen worden voor hun functie: het ondersteunen van het leerproces.”

Wat verwacht je dat de input van docenten en scholieren zal opleveren?
“In het geval van het digitale schoolbord hadden zij de ontwerpers kunnen vertellen dat ze vaker in kleine groepjes werken en dat de juf niet meer de hele dag voor de klas staat. Het digitale schoolbord had er dan heel anders uit kunnen zien. Misschien was het wel een digitale tafel geweest, waar leerlingen omheen kunnen zitten, of hadden er meer kinderen tegelijkertijd op kunnen schrijven, zodat de interactie bevorderd wordt. In Engeland heeft een project plaatsgevonden waarbij ontwerpers en leerlingen samen een ontwerpuitdaging oplosten, zoals het veelvuldig kwijtraken van de jassen. De kinderen hadden een frisse blik en leerden de ontwerpers ècht out of the box te denken. De scholieren leerden hun ideeën te concretiseren en uit te leggen aan de ontwerpers en staken op die manier iets op van het project. Ik zou deze ontwerpmethode graag verder uitwerken en een product voor in de klas verzinnen, of misschien zelfs wel een compleet klaslokaal van de toekomst.”

Wat vind je van het onderwijs op de TU Delft?
“Ik vind dat ik veel geleerd heb tijdens mijn opleiding, niet alleen op technisch vlak. Tijdens de colleges van een van de eerste vakken van strategic product design worden gastsprekers van verschillende achtergronden uitgenodigd, die allemaal vertellen over hun visie op ontwerpen. Je wordt uitgedaagd om na te denken welke methode bij jou past en waarom. Dat is uiteindelijk wat je een unieke ingenieur zal maken volgens mij. Met alleen de technische vaardigheden onderscheid je je niet van de massa, die precies dezelfde productietechnologieën en mechanica in huis heeft. Je moet jezelf verkopen door een eigen visie.
Iets anders wat ik goed vind aan het onderwijs is de koppeling tussen theorie en praktijk. In een academische omgeving is het gevaar dat je met je hoofd in de wolken theorieën verzint, die in de praktijk moeilijk toe te passen zijn. Op de TU krijg je een reality check: je docenten wijzen je er fijntjes op dat jouw ultra-innovatieve ipod-opvolger onmogelijk te produceren is. Je leert om je ideeën niet te laten zweven, maar in te passen in de realiteit.”

Hoe zie jij de toekomst van Onderwijs Maak je Samen?
“Ik heb honderdduizend toekomstdromen en wil nog niet vastleggen welke droom er uit zal komen. Zo werken we ook niet. We willen dingen aanpakken die passen bij onze missie van informeren, inspireren en enthousiasmeren en aansluiten bij waar op dat moment vraag naar is. Ik zou het in ieder geval mooi vinden als we met Onderwijs Maak Je Samen meer mensen kunnen bereiken. We werken nu vooral in Brabant en er zitten twee mensen in Amsterdam. Het zou fantastisch zijn als we met ons netwerk de Randstad zouden kunnen beslaan.”

En inhoudelijk?
“Natuurlijk hoop ik dat het ontwikkelen van schoolproducten in samenwerking met ontwerpers, docenten en leerlingen zal lukken. Ik geloof er heilig in dat leerlingen en docenten ontwerpers tot prachtige dingen kunnen inspireren!”

onderwijsmaakjesamen.nl

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.