Campus

‘Je hebt goede en slechte referenties, studenten hebben daar geen idee van’

Studenten en plagiaat. Het lijkt een onuitroeibaar probleem, ook aan de TU Delft. De universiteit probeert het op verschillende manieren tegen te gaan, maar duidelijker en vooral uniforme regels zouden geen kwaad kunnen.


Studenten die andermans werk overschrijven zonder juist te citeren of parafraseren, of zonder hun bron te vermelden. Het is bij bijna alle faculteiten een jaarlijks terugkerend fenomeen, blijkt uit cijfers van examencommissies. “Bij iedere vergadering is het een vast onderwerp”, zegt Erik Ootes, secretaris van de examencommissie van Bouwkunde. “Het wordt meer gemeld. Dat vragen we docenten ook, hoe klein het ook is. We moeten het weten, om te voorkomen dat studenten het randje opzoeken.”


Want studenten gaan nog wel eens over het randje: bij Bouwkunde telde Ootes in het collegejaar 2011-2012 zeven gevallen van plagiaat en een jaar later acht. Bij Industrieel Ontwerpen bleek twee jaar geleden bij één vak sprake te zijn van zes gevallen van plagiaat, waarbij in totaal negentien studenten betrokken waren. Dat waren niet allemaal fraudeurs. “Gemiddeld is de helft fraudeur en de helft bron van de geplagieerde tekst”, zegt secretaris van de examencommissie, Joop van Eijk.


Bij de overige faculteiten krijgen examencommissies jaarlijks steevast een handjevol meldingen. Een uitzondering lijkt Technische Natuurwetenschappen: daar waren de afgelopen twee collegejaren geen meldingen van plagiaat, en het jaar daarvoor slechts één. “Studenten draaien mee in lopend onderzoek”, zegt Corrie Zeeuw van de examencommissie daarover.


Plagiaatfolder

De universiteit probeert plagiaat wel tegen te gaan. In de code of ethics TU Delft staat: ‘Studenten van alle niveaus zijn bekend met het gepubliceerde beleid op het gebied van plagiaat en fraude aan de universiteit’. Uit een inventarisatie van de dienst onderwijs en studentenzaken blijkt dat vijf faculteiten aan het begin van het studiejaar actief een plagiaatfolder onder de aandacht brengen van studenten. Bouwkunde houdt het bij een praatje van de directeur onderwijs en Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek en Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE) hebben de plagiaatfolder op hun website gezet. 


In de plagiaatfolder staat wat parafraseren en citeren is en hoe dat globaal moet: altijd met een correcte bronvermelding en bij citeren met aanhalingstekens. Verder waarschuwt de folder dat werkstukken met een plagiaatscanner kunnen worden gecontroleerd en dat de examencommissie een straf kan opleggen variërend van een berisping of uitsluiting van een of meer tentamens tot een jaar uitsluiting van alle tentamens.


Verder biedt de bibliotheek drie cursussen informatievaardigheden aan: information literacy l, ll en lll. Nummer l is voor eerstejaars bachelorstudenten. Afgelopen jaar hebben voor het eerst alle bacheloropleidingen cursus l in het curriculum gehad. Onderdeel daarvan is een plagiaattest, ontwikkeld door Indiana University. De test bestaat uit tien vragen met voorbeelden om plagiaat te leren herkennen. Cursus ll is een verdieping en lll is voor masterstudenten.


Daarnaast verzorgt het Instituut voor Talen en Academische Vaardigheden van de faculteit Techniek, Bestuur en Management (TBM) bij diverse (maar niet alle) opleidingen het vak schriftelijk rapporteren. Technical writing is het Engelstalige zusje en scientific writing een tweedejaars vervolgvak. Deze vakken zijn ook als keuzevakken te volgen.


Bij het vak schriftelijk rapporteren komt vooral wetenschappelijk plagiaat aan bod. Een andere vorm is het overschrijven van elkaars huiswerk of het kopiëren van scriptiesonline.nl, vertelt coördinator en docent communicatieve vaardigheden Pauline Post. “Dat is wat je het spieken anno 2013 kunt noemen.” Zelfs als docent rapportagetechnieken merkt Angeniet Kam elk jaar wel een keertje dat studenten elkaars huiswerk overschrijven. “Terwijl je in je instructie heel duidelijk hebt gezegd dat ze het individueel moeten doen.”


Recidivist

Pijnlijk vond Kam vorig jaar een geval van opzettelijk plagiaat. Het betrof een eindwerkstuk voor een cijfer. “In de cursus had ik die student al veel feedback moeten geven op taal. Het werkstuk was vrijwel perfect geschreven. Dan denk je: hier klopt iets niet helemaal, hoe zit dit?” Kam haalde de tekst door Safe Assign, de plagiaatscanner waarmee docenten via Blackboard teksten kunnen vergelijken met internet en alles wat eerder in Safe Assign is opgeladen. De plagiaatscanner meldde geen score die bij Kam de alarmbellen deed rinkelen. 


Daarna googlede Kam één verdacht zinnetje uit het werkstuk. Het bleek uit een rapport te komen dat de student had gebruikt. “Zeker vijftig procent van zijn werkstuk bestond letterlijk uit dat onderzoek”, zegt Kam. De student gaf toe dat het misschien niet zo slim was. Maar ja, hij had ‘zoveel andere dingen te doen’. Bij de examencommissie bleek dat de student een recidivist was. “Hij mocht zich twee kwartalen niet inschrijven voor dit vak. Dit zijn gelukkig incidentele gevallen.”


De plagiaatscanner brengt dus niet elk plagiaat aan het licht. Safe Assign vergelijkt alleen teksten: in tekeningen, berekeningen, schema’s en formules vindt de scanner geen overeenkomsten. De TU onderzoekt overigens alternatieven.


Als een tekst bij de plagiaatscanner een lage score oplevert, is er weinig overeenkomst met andere teksten. Maar bij welk percentage check je? “Ik ga pas kijken bij een score boven de tachtig procent”, zegt Ernest van Breemen. Hij is bij Industrieel Ontwerpen een van de voorlopers in het gebruik van de plagiaatscanner. “Als er een werkstuk is ingeleverd waarbij de vragen zijn overgetypt en de antwoorden weinig tekst bevatten, is er al gauw een hoge score van ruim vijftig, zestig of zeventig procent. Dat gebeurt zo veel dat ik scores tussen vijftig en tachtig procent nauwelijks bekijk.”


Van Breemen is bij IO coördinator van het bachelor eindproject en geeft het vak product in werking. Het was bij dit vak dat twee jaar geleden negentien studenten waren betrokken bij plagiaat. Bij dit vak zijn studenten in groepen ingedeeld en moeten ze sinds een aantal jaren in duo’s een werkstuk inleveren. Ze mogen niet samenwerken met iemand in een andere groep. “Vanaf het begin zijn er jaarlijks delen van andermans werk ingeleverd, bijna uitsluitend werk van andere duo’s. Als we ieder individueel zouden laten werken, zouden we tweemaal zo veel nakijkwerk hebben. Daar heb ik het aantal uren niet voor, zelfs niet met student-assistenten.”


Het gebeurt volgens Van Breemen regelmatig dat studenten een werkstuk van een voorgaand jaar te pakken krijgen, bijvoorbeeld omdat ze zijn geholpen door een ouderejaars. “Die heeft dan gezegd: kijk hier eens naar. En in plaats van dat te gebruiken als leermateriaal, hebben ze het gewoon van voor tot achter overgeschreven.” Voor het bachelor eindproject heeft Van Breemen een testmogelijkheid in Safe Assign ingebouwd. Studenten kunnen dan vooraf zelf kijken hoe groot de overeenkomst in hun werkstuk is. “Je kunt ze zo begeleiden en ze nog eens verwijzen naar de juiste manier van refereren. Daar leren ze van.”


Zijn collega Bas Flipsen maakte eens mee dat twee groepjes bijna hetzelfde stuk hadden ingeleverd. “Dan zie je dat twee projectgroepjes aan één tafel gaan zitten samenwerken en vraag ik me af: moet ik ze nou stimuleren om samen te werken of ze gescheiden houden? Het is toch sneu als iemand zijn kennis deelt en daarna gestraft wordt. Ik vond het heel moeilijk.”


Flipsen vindt studenten soms slecht refereren. “Dan hebben ze een rapport geschreven en zetten ze er tien urls van websites achter. Dan vraag ik: waar heb je deze referentie gebruikt? ‘Ja, dat weet ik niet.’ Maar ja, daar gaat het nou net om. Je moet ook de titel van het stuk hebben en de schrijver ervan proberen te vinden. Anders kun je het niet nazoeken. Je hebt goede en slechte referenties en studenten hebben daar geen idee van.”


Stress en onvermogen

Een gebrek aan kennis en onervarenheid zijn vaak oorzaken van plagiaat, zo bleek uit literatuuronderzoek van Dimitra Dodou en Joost de Winter (2011) van de faculteit 3mE. Studenten zouden plagiaat van internet minder erg vinden, omdat ze het web als een openbare bron beschouwen. Slecht time management, een verkeerde interpretatie van teamwork, de gewoonte vanuit de middelbare school om te reproduceren, stress en onvermogen waren andere redenen voor plagiaat, vonden Dodou en De Winter.


Uit hun literatuuroverzicht blijkt ook dat sommige typen studenten meer plagiëren dan andere. Er is een hoger risico bij jonge of zwakke studenten, studenten die verbaal minder sterk zijn of juist zeer ambitieuze studenten. Een van de belangrijkste oorzaken van plagiaat door internationale studenten is een probleem met de Engelse taal. Studenten voelen zich dan zo onzeker over hun herformuleren dat ze andermans woorden gebruiken.


Daarnaast blijken bij internationale studenten culturele waarden een rol te spelen. Dat merkt Angeniet Kam ook: “Buitenlandse studenten zijn vaak niet voldoende op de hoogte van gewoontes in onze westerse cultuur. In Azië zijn de woorden van de meester vaak nog erg belangrijk: niets beter dan dat. Dus als je de meester overschrijft is dat alleen maar oké, even gechargeerd gezegd. Dat is een ander soort schrijfcultuur.”


Dodou beschreef in haar paper ook haar ervaringen met achttien masterstudenten die elk drie teksten moesten schrijven. Na de eerste opdracht bleken vier studenten plagiaat te hebben gepleegd, waarna Dodou ze schriftelijke uitleg gaf over plagiaat. Bij de tweede opdracht deden deze studenten het beter, maar waren er zes nieuwe gevallen. Die zes kregen ook schriftelijke instructies en een gesprek, waaruit bleek dat er een gebrek aan kennis was. Daarom besloot Dodou een klassikale instructie te geven en merkte ze dat het ging om onwetendheid, niet om opzet. Van de twaalf aanwezige studenten bleken er na de derde opdracht nog maar twee plagiaat te plegen.


Hoewel het om een zeer kleine groep ging en plagiaat niet helemaal was verdwenen, is Dodou hoopvol. “Ik vermoed dat het wel goed komt. De tientallen rapporten die elke student schrijft, bieden voldoende gelegenheid om te leren. Plagiaat kan worden geëlimineerd door instructie.”


Toch zouden die instructies aan de TU nog wel wat beter kunnen, vinden Pauline Post en Angeniet Kam. Zij behandelen bij hun vakken verschillende manieren van bronvermelding en geven daar veel voorbeelden van, zoals bijvoorbeeld de veelgebruikte stijl van de American Psychological Association (APA, voorbeeld: onder dit artikel). “Dat geeft meteen al aan wat het probleem is”, zegt Kam. “Hier bij TBM is APA een veel voorkomende stijl, maar bij de studies luchtvaart- en ruimtevaarttechniek, technische natuurkunde, molecular science & technology en andere opleidingen gebruiken ze een numeriek systeem. Dat maakt het voor studenten soms bijzonder verwarrend. De ene docent schrijft dit voor, de andere dat. De TU heeft daar geen centraal beleid in. Het zou al helpen als je per faculteit een handzaam boekje of een online voorschrift maakt met regels die voor de hele bachelorfase gelden. Dat geeft duidelijkheid.”


Docenten zelf doen het overigens ook niet altijd goed, merkt Kam. “Projecthandleidingen voldoen vaak niet helemaal aan de eisen. Studenten hebben dan wel een argument als ik zeg dat hun titelbeschrijving niet in orde is. Dat zeggen ze ook letterlijk: ‘Ja maar ik heb het overgenomen zoals het in de projecthandleiding stond’. Tja, docenten zijn niet feilloos en ook maar mensen.”


(Bron: Dodou, D., De Winter, J.C.F. (2011). ‘Why students’ plagiarism is such a persistent phenomenon: A literature review and empirical study’. Geraadpleegd op www.sefi.be/wp-content/papers2011/T14/192.pdf)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.