Een telefoon of MP3-speler kies je op zijn uitstraling, en die hangt af van het materiaal waarvan die gemaakt is. Toch speelt emotie bij materiaalkeuze door ontwerpers nauwelijks een rol. Ilse van Kesteren wil dat veranderen.
“Mijn favoriete product is mijn mobieltje,” begint ir. Ilse van Kesteren (faculteit Industrieel Ontwerpen) haar proefschrift. “Het klepje is glanzend rood van buiten en zacht parelmoer van binnen. Elke keer dat ik het openklap, geniet ik van de klikkende weerstand die de veer biedt en van het gevoel van de knopjes.” Mobieltjesfabrikant Nokia weet dat gebruikers kiezen op gevoel en adverteert met teksten als ‘Zo sexy, al dat krasbestendige roestvrij staal. Welkom bij de nieuwe standaard van absolute luxe in mobiele telefonie.’ De belevingseconomie gaat verder dan mobieltjes. Ook het vertrouwde gevoel van een zware metalen vulpotlood, de stalen kast van een camera of de ‘eerlijke’ uitstraling van een Gispen-bureau zijn er voorbeelden van.
Onderzoekers en productontwikkelaars zijn zich ervan bewust dat we in het westen aan het einde zijn gekomen van technologie-gedreven producten. Naarmate telefoons, MP3-spelers en navigatiehulpjes minder verschillen in prestaties, worden ontwerp en uiterlijk belangrijker. Sterker nog, de gebruiker wil emotioneel geraakt worden. Fabrikanten zoeken naar manieren om in de gunst te komen van het publiek. En dat gaat, zo groeit het besef, via het gevoel en dus via het materiaal waarvan iets gemaakt is. Het gaat om kleur, om de structuur onder de vingertoppen, om gewicht en om het geluid dat iets maakt. Vreemd dan, constateert Van Kesteren, dat er nauwelijks modellen of strategieën bestaan om de belevingsaspecten van materialen systematisch in het ontwerpproces te betrekken.
“Ze heeft een totaal nieuw terrein geopend,” merkt promotor prof.dr. Prabhu Kandachar (IO) op. “Bij de keuze van een iPod, een bril of een fiets spelen allerlei niet-technische overwegingen een rol, en geeft emotie vaak de doorslag. Toch is de keuze van materialen vaak een technisch proces dat uitgaat van zaken als sterkte, stijfheid en gewicht. Niet-technische aspecten zijn nu eenmaal moeilijker te benoemen en blijven daarom buiten beschouwing. Ilse heeft een methode opgezet die emoties een plek geeft in het keuzeproces.”
De toolbox die Van Kesteren ontwikkeld heeft, bestaat uit een stapel kaartjes. Ze legt zestien kaartjes op tafel met termen als levendig, vrolijk, kinderlijk, verheven en dominant. Onder elk van de persoonlijkheidstermen staan passende afbeeldingen: een knalrode tuinhark (levendig), een geelgroene tuitbeker (vrolijk) of een roestvrijstalen koffiezetapparaat (dominant). Met een nieuw product en de beoogde gebruiker in het hoofd selecteert de klant drie kaarten die in de buurt komen van wat hij zoekt, en ook drie die het tegendeel vormen. Op de achterkant van de kaartjes staan de bijbehorende materiaaleigenschappen. Bij ‘levendig’ zijn dat hard, glanzend en kleurrijk. Bij ‘dominant’: zijdeglans, combinatie van grijs of zwart met roestvrijstaal en regelmatige structuur.
Behalve de zestien zogeheten persoonlijkheidskaartjes bestaat de set uit zeven kaarten die opeenvolgende fasen van het gebruik in kaart brengen (eerste kennismaking, uitproberen, meenemen, uitpakken, gebruiken en wegleggen). Ook bestaat de set uit zestien vierkante stukken materiaal, variërend van papier, plastic en kurk tot leer en aluminium. Het geheel heeft de naam MiPS (Materials in Products Selection) gekregen.
De kaartjes en monsters zijn ontworpen om de dialoog tussen ontwerper en klant over materialen te stimuleren en effectiever te maken. Maar al bij de try-out door vier productontwerpers bleek dat de set niet voldeed wanneer de klant geen helder beeld voor ogen had van het eindproduct. De ontwerpers maakten dan een voorselectie of voegden andere voorbeelden aan de set toe. Ze veranderden de voorbeelden, maar lieten de MiPS-methode intact.
Uiteindelijk moet de ontwerper in dialoog met een materiaaldeskundige zintuigelijke termen als ruw, compact en warm vertalen naar fysische eigenschappen als oppervlaktestructuur, relatieve dichtheid en thermische geleiding en warmtecapaciteit.
Vervolgonderzoek binnen IO is erop gericht om de zintuigelijke indrukken niet alleen te benoemen, maar ook meetbaar te maken. Ilse van Kesteren zal dat niet meer doen. Zij verlaat de TU en gaat bij een kunststoffabrikant werken, waar ze materiaalmensen hoopt te inspireren tot de ontwikkeling van spannende materialen.
Proefschrift: ‘Selecting materials in product design’, Ilse van Kesteren, 2008. Promotie: afgelopen maandag 7 januari.
“Mijn favoriete product is mijn mobieltje,” begint ir. Ilse van Kesteren (faculteit Industrieel Ontwerpen) haar proefschrift. “Het klepje is glanzend rood van buiten en zacht parelmoer van binnen. Elke keer dat ik het openklap, geniet ik van de klikkende weerstand die de veer biedt en van het gevoel van de knopjes.” Mobieltjesfabrikant Nokia weet dat gebruikers kiezen op gevoel en adverteert met teksten als ‘Zo sexy, al dat krasbestendige roestvrij staal. Welkom bij de nieuwe standaard van absolute luxe in mobiele telefonie.’ De belevingseconomie gaat verder dan mobieltjes. Ook het vertrouwde gevoel van een zware metalen vulpotlood, de stalen kast van een camera of de ‘eerlijke’ uitstraling van een Gispen-bureau zijn er voorbeelden van.
Onderzoekers en productontwikkelaars zijn zich ervan bewust dat we in het westen aan het einde zijn gekomen van technologie-gedreven producten. Naarmate telefoons, MP3-spelers en navigatiehulpjes minder verschillen in prestaties, worden ontwerp en uiterlijk belangrijker. Sterker nog, de gebruiker wil emotioneel geraakt worden. Fabrikanten zoeken naar manieren om in de gunst te komen van het publiek. En dat gaat, zo groeit het besef, via het gevoel en dus via het materiaal waarvan iets gemaakt is. Het gaat om kleur, om de structuur onder de vingertoppen, om gewicht en om het geluid dat iets maakt. Vreemd dan, constateert Van Kesteren, dat er nauwelijks modellen of strategieën bestaan om de belevingsaspecten van materialen systematisch in het ontwerpproces te betrekken.
“Ze heeft een totaal nieuw terrein geopend,” merkt promotor prof.dr. Prabhu Kandachar (IO) op. “Bij de keuze van een iPod, een bril of een fiets spelen allerlei niet-technische overwegingen een rol, en geeft emotie vaak de doorslag. Toch is de keuze van materialen vaak een technisch proces dat uitgaat van zaken als sterkte, stijfheid en gewicht. Niet-technische aspecten zijn nu eenmaal moeilijker te benoemen en blijven daarom buiten beschouwing. Ilse heeft een methode opgezet die emoties een plek geeft in het keuzeproces.”
De toolbox die Van Kesteren ontwikkeld heeft, bestaat uit een stapel kaartjes. Ze legt zestien kaartjes op tafel met termen als levendig, vrolijk, kinderlijk, verheven en dominant. Onder elk van de persoonlijkheidstermen staan passende afbeeldingen: een knalrode tuinhark (levendig), een geelgroene tuitbeker (vrolijk) of een roestvrijstalen koffiezetapparaat (dominant). Met een nieuw product en de beoogde gebruiker in het hoofd selecteert de klant drie kaarten die in de buurt komen van wat hij zoekt, en ook drie die het tegendeel vormen. Op de achterkant van de kaartjes staan de bijbehorende materiaaleigenschappen. Bij ‘levendig’ zijn dat hard, glanzend en kleurrijk. Bij ‘dominant’: zijdeglans, combinatie van grijs of zwart met roestvrijstaal en regelmatige structuur.
Behalve de zestien zogeheten persoonlijkheidskaartjes bestaat de set uit zeven kaarten die opeenvolgende fasen van het gebruik in kaart brengen (eerste kennismaking, uitproberen, meenemen, uitpakken, gebruiken en wegleggen). Ook bestaat de set uit zestien vierkante stukken materiaal, variërend van papier, plastic en kurk tot leer en aluminium. Het geheel heeft de naam MiPS (Materials in Products Selection) gekregen.
De kaartjes en monsters zijn ontworpen om de dialoog tussen ontwerper en klant over materialen te stimuleren en effectiever te maken. Maar al bij de try-out door vier productontwerpers bleek dat de set niet voldeed wanneer de klant geen helder beeld voor ogen had van het eindproduct. De ontwerpers maakten dan een voorselectie of voegden andere voorbeelden aan de set toe. Ze veranderden de voorbeelden, maar lieten de MiPS-methode intact.
Uiteindelijk moet de ontwerper in dialoog met een materiaaldeskundige zintuigelijke termen als ruw, compact en warm vertalen naar fysische eigenschappen als oppervlaktestructuur, relatieve dichtheid en thermische geleiding en warmtecapaciteit.
Vervolgonderzoek binnen IO is erop gericht om de zintuigelijke indrukken niet alleen te benoemen, maar ook meetbaar te maken. Ilse van Kesteren zal dat niet meer doen. Zij verlaat de TU en gaat bij een kunststoffabrikant werken, waar ze materiaalmensen hoopt te inspireren tot de ontwikkeling van spannende materialen.
Proefschrift: ‘Selecting materials in product design’, Ilse van Kesteren, 2008. Promotie: afgelopen maandag 7 januari.

Comments are closed.