Campus

Klooien met karton

Voor hetzelfde geld had Paul Ketelaars hts gedaan en het loodgietersbedrijf van zijn ouders overgenomen. Was ook mooi geweest. Maar de rode lijn in zijn leven bleek: steeds een stapje meer met een vleugje toeval. Dus werd het bouwkunde aan de TU. Nu is hij partner bij Mecanoo architecten.

Naam: Paul Ketelaars (34)
Woonplaats: Delft
Verliefd, verloofd, getrouwd: Geregistreerd partnerschap, twee kinderen (1 en 3 jaar)
Studie: Bouwkunde
Studierichting: Architectuur en bouwtechnologie
Afstudeerjaar: 2001
Hobby: Duiken, tennis, squash, ‘al is het met twee kleine kinderen lastig om daar aan toe te komen’
Loopbaan: Vwo, TU Bouwkunde, werknemer Mecanoo Architecten, partner Mecanoo Architecten.

Mecanoo architecten is bekend, beroemd. Het kindje van Francine Houben, bedenker van de TU bibliotheek. Paul Ketelaars is er sinds januari partner en houdt zich onder meer bezig met acquisitie en ontwikkeling van internationale projecten. Ergens verwacht je dan een man in colbert, maar Ketelaars betreedt de vergaderzaal van Mecanoo aan de Oude Delft in een dieppaars T-shirt op een spijkerbroek.

Had hij ooit gedroomd partner te worden bij Mecanoo? Helemaal niet. Als Ketelaars al toekomstdromen had, dan zag hij zich als opvolger in het loodgietersbedrijf van zijn ouders. Zo is het niet gelopen.
“Partner worden overkomt je”, zegt Ketelaars, waarna hij aangeeft eigenlijk mee te gaan in de golfbeweging van Mecanoo. Dat begon in 1984 met vijf partners. “Studenten die een prijsvraag hadden gewonnen. In de loop der jaren ging er steeds een zijn eigen weg.” Houben bleef als oprichter/eigenaar over. “Een jaar of vier, vijf geleden is ze begonnen nieuwe partners te kiezen en toe te laten. Eerst architect Francesco Veenstra, toen Aart Fransen als technisch directeur, daarna architect Ellen van der Wal en nu ik, sinds januari.”

Maakbaar maar spectaculair
Allemaal begonnen ze direct na hun studie bij Mecanoo. “Toen ik in 2001 afstudeerde in de richtingen architectuur en bouwtechnologie heb ik vijf open sollicitaties gedaan. Het was in die tijd moeilijk om aan een baan te komen.” Mecanoo was een van de door Ketelaars geselecteerde bureaus. “Ze vielen binnen mijn belangstelling voor materialen en technologie. Mecanoo past dat vernieuwend toe. Bijzondere ontwerpen, die maakbaar zijn en goed in elkaar zitten.”

Die maakbaarheid was belangrijk. Via het loodgietersbedrijf van zijn ouders had hij in de bouw gewerkt. “Dan merkte je dat ze weerstand hadden tegen architecten omdat die soms mooie, maar technisch onmogelijke ontwerpen maakten. Wij willen vanuit het maakbare, de materialen, de eenvoud toch iets spectaculairs maken.” Ook het brede spectrum waarin Mecanoo zich beweegt was reden zich aan te bieden. “We zijn actief in woningbouw – sociaal, maar ook villa’s – theaters, kantoren, hotels, musea. Je blijft je breed ontwikkelen. Dat wordt versterkt doordat we bij Mecanoo werken in steeds wisselende teams. Bovendien hebben we hier vijftien nationaliteiten.”

Dat Ketelaars in 2002 kon aanschuiven bij Mecanoo betekende allerminst ‘bestemming bereikt’. “Je staat dan aan het begin van je loopbaan. Het is ook een hele overgang. Op de TU had je projecten van twee maanden. Hier moet dat in drie, vier weken. Een ander tempo, ook al doe je het in een team. Je hebt hier ook meer projecten door elkaar heen. In de eerste jaren heb ik geprobeerd me zo veel mogelijk te ontwikkelen.”

Hij zag Mecanoo destijds wel zitten, maar wat zag Mecanoo in hem? Ketelaars lacht. “Potentieel.” En na een pauze: “Het was denk ik een combinatie. Ze hadden snel en hard mensen nodig omdat ze net een prijsvraag hadden gewonnen, de juiste tijd. En mijn portfolio paste goed bij Mecanoo, de juiste plek. Ook het gevoel dat ik qua karakter zou passen; ze hadden teamplayers nodig. En dat ik als student een jaar, twee dagen in de week had gewerkt bij Jeroen Schipper Architecten, plus mijn ervaring in de bouw, hielp ook mee.”
Dat hij vóór Mecanoo geen serieuze ervaring opdeed bij andere bureaus, ziet Ketelaars niet als probleem. “Je denkt wel eens: hoe zou het ergens anders zijn geweest, maar ik heb het hier erg naar mijn zin. Dan heb je niet zo de behoefte elders te zoeken. Ik vind hier een mooie balans met de Mecanoo-signatuur en eigen inbreng. Een solide basis met vernieuwing. Ik zie ook dat mensen die voor zichzelf starten veel tijd kwijt zijn aan randverschijnselen. Papier bestellen, organisatorische zaken. Dat ze minder tijd hebben voor het ontwerpen. En stap je over naar een ander groot bureau, dan moet je je daar weer waarmaken.”

Het partnerschap verandert niet meteen zijn hele wereld of werk. “Ik was al betrokken bij de acquisitie. Als bureau richten we ons al sinds 2003 meer op het buitenland. Groot-Brittannië, Spanje, Korea, Luxemburg, China, Taiwan, Duitsland. In Rusland zijn we bezig met projecten en we proberen het nu ook in Zweden.” Een logische ontwikkeling vanwege de recessie. “Het werk in Nederland is minder, dus als je als bureau gezond wilt blijven, moet je wel. Dat ga ik meer trekken.”

Ketelaars geniet ervan. “Het maakt het werk leuker, al die culturen. Juist dan merk je dat er heel veel partijen een rol spelen bij het realiseren van een gebouw. Je leert je als architect staande te houden in dat proces. Je probeert een overlap te vinden in de belangen van al die partijen.” De acquisitietaak leidt volgens hem niet af van het architectenwerk. “Als partner krijg je meer verantwoordelijkheid, je stuurt mensen aan en je vertegenwoordigt het bureau.” Het ontwerp, de architectuur blijft echter leidend. “Ik probeer de vraag die er is te analyseren en een ontwerpvoorstel te doen of een denkrichting te maken en daarmee de partijen te verleiden. Acquisitie doen, is nog steeds veel zelf tekenen. Ik maak ook nog regelmatig maquettes. Klooien met karton, want je moet goed in een opgave zitten.” En de nare kanten van zijn nieuwe status? Ketelaars glimlacht en geeft het op. “Die heb ik nog niet ontdekt.”

Geen twijfel
Helemaal op zijn plek dus, maar Ketelaars droomde op zijn achtste bepaald niet van een toekomst als architect. “Toen dacht ik: ik word loodgieter en neem het bedrijf van mijn ouders over. Al op mijn twaalfde werkte ik mee met het sorteren van fittingen en het zetten van zink voor goten.” Geleidelijk veranderde dat. Ketelaars vergrootte beetje bij beetje zijn mogelijkheden op een andere toekomst. Een mavo-advies werd havo. “Ik kon me aan het niveau optrekken. Harder werken, maar nooit zo extreem dat je er ongelukkig van werd.” Na de brugklas werd het vwo. “Natuurkunde en wiskunde gingen makkelijk, talen minder.” Vervolgens gaf hij zich op voor bouwkunde op de hts. Het werd de universiteit ‘want een lerares zei: waarom probeer je de TU niet?’.
Daar ontstond de echte breuk met het toekomstbeeld uit zijn prille jeugd. “Als ik hts had gedaan, dan had ik misschien toch het bedrijf overgenomen.” Dat zou ook goed zijn geweest. “Ik kende de nadelen. Het houdt nooit op. Als er een waterleiding springt, moet je erheen. Maar het voordeel is dat je zelf bepaalt wat je doet. Dat geeft ook voldoening.”

Aan de keuze voor de richting bouwkunde was geen twijfel. “In de bouw maak je het, bij bouwkunde bedenk je het. Architectuur is veel op papier, maar het heeft het maakbare. Voor mij ligt het dicht bij elkaar. Ik ben ook graag in de bouw, kijken hoe het is geworden en wat eventueel beter kan.” De studie stelde hem vervolgens niet teleur. “Wat iedereen leuk vindt is de maquettehal. Bouwkunde is niet alleen in de boeken duiken, maar ook dingen bedenken, maken. Ik kon er mijn praktijkkennis in kwijt. Ik probeerde ook ontwerpen vanuit verschillende hoeken te bekijken. Alleen vanuit de constructie. Of de materiaalkant. Zoeken naar onverwachte oplossingen.”

Ketelaars overwoog geen loopbaan in de wetenschap. “Ik ben van de praktijk. Bedenken, zelf bouwen, verbouwen, oplossingen zoeken.” Dus werd het Mecanoo. En nu zit hij vast, met handen en voeten gebonden. Ketelaars lacht bij de suggestie. “Als ik de contracten die ik heb getekend bekijk, dan wel. Vergelijk het met een huwelijk. Als je gaat scheiden, heb je wat af te rekenen. Als partner koop je je in. Gaat het goed, dan profiteer ik, gaat het slecht dan zink ik mee.”

Het beklemt hem niet. “Ik woon in Delft. Het is perfect hier te werken. Ik zou niet weten wat er moet gebeuren om hier weg willen.” Perspectieven ziet hij nog genoeg. Het project of  het ontwerp waar hij voor de rest van zijn leven trots op kan zijn, heeft hij nog niet gemaakt. “Je bent wel trots op wat je maakt of bedenkt, maar er is altijd iets waarvan je denkt dat het beter of mooier kon. Je hebt niet altijd elk hoekje van een ontwerp in de gaten. Ik ben pas tevreden als alles helemaal goed is. Dat is niet onmogelijk. Met de huidige 3D-technieken en maquettebouw kom je er steeds dichterbij.”
In elk geval hoopt Ketelaars dat zijn inbreng ervoor kan zorgen dat ontwerpen van Mecanoo over pakweg twintig jaar niet gesloopt zijn, functioneren en opdrachtgevers en gebruikers tevreden zijn. “En dat anderen een oplossing gaan gebruiken die jij hebt bedacht. Dat het een standaard wordt.”  

“Op de middelbare school ken ik iedereen, maar straks zit ik met negen onbekenden in een groepje.” Nuldejaarsstudent Gary Haimé (18), die IO gaat studeren omdat het ontwerpen van auto’s en fietsen hem aanspreekt, vindt de Owee heel spannend. “Je moet netwerken”, zegt zijn vader die bij Technische Natuurwetenschappen is gepromoveerd. “Dat begint meteen al. Het is handig voor als je later van baan wilt veranderen.” Maar Haimé lijkt niet overtuigd. “Of ik lid word van een studentenvereniging? Dat weet ik nog niet. Ik heb geen zin in gekke verplichtingen.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.