Sports clubs with a sense of history honor their heroes. Punch basketball is one such club. In the hallway leading to the Sport Centre’s ‘hal 1’ gym, where Punch plays its home games, a lone jersey hangs behind glass.
It’s a red jersey with the name ‘Jan Sikking’ and the number 7 on the back. Sikking became something of a living legend when, in 1969, he joined Punch as a player and coach. He went on to serve the club very well and for many decades as both player and coach. Moreover, he not only was played on the Dutch national basketball team, but also later served as the national team’s head coach. In 1974 he won the national cup competition with Punch, and followed that up a year later by winning the national championship.
In 1992, prior to the club’s 40th anniversary celebrations, Sikking, then age fifty, played in the Punch All Timer Tournament. During the tournament his jersey was retired in accordance with a tradition practiced by American NBA teams, which honor their greatest players at the end of their careers by raising their jerseys to the rafters. But because other sports besides basketball are played in the gym, Sikking’s shirt was soon brought down and safely placed in a display case.
“No Punch player has worn number 7 since that day”, says Paul Smulders, a former Punch player. “The club federation requires clubs to play using shirt numbers 4 to 15. Our numbers go from 4 to 16.” The now 66-year old Sikking is still active as a coach at Punch.
Volgens de raad ervaren studenten een tekort aan werkplekken, maar blijkt onder meer uit gesprekken met medewerkers dat regelmatig maar een deel van de werkplekken bezet is.
“Grootste probleem is”, stelt Roel Rutgers van de raad, “dat de situatie op de UB en bij de faculteiten onoverzichtelijk is.” Als voorbeeld noemt de raad de UB. Als bij aankomst van een student veel plekken in het zicht al bezet zijn, neemt de ontevredenheid toe. Regelmatig zijn er dan nog wel plekken vrij: achter in de ‘glazen zaal’ en boven in de kegel.
“Een student die veel plekken bezet ziet, staat voor de keuze: kijk ik een deurtje verder, dus bij mijn faculteit of in een ander gebouw, of neem ik een kwartier om in de UB door te lopen en een plekje te zoeken”, aldus Rutgers. Daarnaast zijn volgens hem sommige locaties niet bekend bij alle studenten.
Vanwege de onoverzichtelijkheid van de vrije plekken, studeren volgens de raad veel studenten thuis of zoeken ze lang en soms vergeefs naar een plekje.
Dat is jammer en niet gewenst. De TU wil graag dat studenten de gehele dag op de campus terecht kunnen, onder meer omdat de TU via de UB en de faculteiten in de vorm van pc, boeken en tijdschriften informatie beschikbaar heeft die een student thuis niet heeft.
Om studeren op de campus mogelijk te maken, zijn er inmiddels ongeveer 6000 zelfstudiewerkplekken op de campus gerealiseerd. “Meer werkplekken inrichten zou erg duur zijn”, stelt Rutgers. Daarom wil de sr dat er een systeem komt op basis van webcams die in ruimtes lege plekken herkent. De UB zou als pilotplaats kunnen dienen.
Volgens de raad kan, om kosten in de hand te houden gebruik worden gemaakt van reeds gemonteerde beveiligingscamera’s. De software voor de registratie – die vrije werkplekken moet herkennen, maar de privacy niet mag schaden – zou ontworpen kunnen worden door bachelorstudenten informatica of natuurkunde.
Het resultaat van de metingen zou online beschikbaar kunnen komen en/of bij de ingang van een gebouw op een infoscherm. Er wordt volgens Rutgers al gewerkt aan een overzicht van locaties waar zelfstudiewerkplekken zijn.
Het college van bestuur is ‘positief over de wenselijkheid om vrije plekken in beeld te brengen’. De directie van de afdeling ICT onderzoekt de haal- en betaalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het plan. Dat laatste met het oog op het grote aantal ICT-wensen en de nu al bestaande noodzaak prioriteiten te stellen.

Comments are closed.