Education

Positieve reacties op hoofdlijn ARTD-advies

Zowel de decanen als de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek lijken positief te oordelen over het advies van de ARTD om interfacultaire onderzoekcentra op te richten.

De adviezen op onderwijsgebied vallen minder goed in de smaak.

Afgelopen maandag bespraken het college van dekanen en de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek (urcoo) het rapport van de Adviesraad voor het technologiebeleid TU Delft (ARTD).

Volgens conrector Hakkesteegt oordeelt het college van dekanen ‘heel positief’ over het advies. Wel noemt hij sommige delen ‘beter dan andere’. ,,De onderzoekparagraaf is veel noodzakelijker, evenwichtiger en beter doordacht”, vergelijkt Hakkesteegt het onderzoeksdeel met het deel over het onderwijs.

Omdat het onderwijs door de overgang van vier- naar vijfjarige programma op dit moment al op de schop wordt genomen, vinden de decanen het advies over het onderwijs op dit moment minder belangrijk. Daarom richten zij zich eerst op de voorstellen over het onderzoek.

De ARTD adviseert om meer interdisciplinair onderzoek te doen en om dit in een aantal Delftse interdisciplinaire onderzoekcentra (DIOC) onder te brengen. Volgens de decaan van Industrieel Ontwerpen, Dirken, wordt dit idee binnen het college van dekanen breed gedragen. Wel zouden er nog veel vragen en discussiepunten over de invulling zijn.

Lucht- en Ruimtevaart-decaan Van Ingen bevestigt dat, maar waarschuwt ervoor dat een eventuele accentverschuiving naar het toegepaste onderzoek ten koste kan gaan van de basisdisciplines. Daarnaast wil hij een duidelijkere uitleg wat het verschil tussen een onderzoekschool en een DIOC is.

Volgens ARTD-lid Arnbak die het advies toelichtte bij zowel het cvd als de urcoo moet een DIOC, als een kraamkamer van nieuwe technologieën, helemaal aan het begin van ontwikkelingen staan. Het onderzoek van DIOC’s is daarom risicovol. Het verschil met een onderzoekschool is volgens Arnbak dat onderzoekscholen ook een ‘past performance’ hebben.
Potentie

De ARTD wil dat DIOC’s veel gemakkelijker op te richten en op te heffen moet zijn dan onderzoekscholen. Dit om beter op de laatste ontwikkelingen te kunnen inspelen. Volgens Arnbak komt dat tegemoet aan opmerkingen van de jonge hoogleraren waar de ARTD mee gesproken heeft. Die noemden de starre organisatiestructuren en het grote belang van de monodisciplines als twee nadelen van de TU.

Niet alle leden van de urcoo zijn overtuigd van het nut van de nieuwe onderzoekscentra. Ir. J. Klooster van Democratisch Beleid, noemde de DIOC’s naast de al bestaande onderzoekscholen een onzinnige gedachte. Volgens hem moet ereen keuze tussen één van beide gemaakt worden. Fractiegenote mr. L. Schutte-Postma bleek ook nog niet overtuigd van het nut van de DIOC’s. De overige urcoo-leden brachten geen fundamentele bezwaren tegen de DIOC’s in.

Buitenuniversitair raadslid Fennis vond juist dat het advies de potentie heeft om internationaal de aandacht te trekken. Zijn collega B. Bart sprak van een inspirerende en gedurfde gedachte. Tegelijkertijd riep hij de ARTD op zich niet in detail met het onderwijs te bemoeien. Hiermee vatte hij diverse kritische opmerkingen van de urcoo samen. Bart noemde de opmerking om een bindend studieadvies in te voeren een storend detail. Over twee weken spreken zowel de decanen als de urcoo voor de tweede maal over het advies van de ARTD.

Zowel de decanen als de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek lijken positief te oordelen over het advies van de ARTD om interfacultaire onderzoekcentra op te richten. De adviezen op onderwijsgebied vallen minder goed in de smaak.

Afgelopen maandag bespraken het college van dekanen en de universiteitsraadcommissie voor onderwijs en onderzoek (urcoo) het rapport van de Adviesraad voor het technologiebeleid TU Delft (ARTD).

Volgens conrector Hakkesteegt oordeelt het college van dekanen ‘heel positief’ over het advies. Wel noemt hij sommige delen ‘beter dan andere’. ,,De onderzoekparagraaf is veel noodzakelijker, evenwichtiger en beter doordacht”, vergelijkt Hakkesteegt het onderzoeksdeel met het deel over het onderwijs.

Omdat het onderwijs door de overgang van vier- naar vijfjarige programma op dit moment al op de schop wordt genomen, vinden de decanen het advies over het onderwijs op dit moment minder belangrijk. Daarom richten zij zich eerst op de voorstellen over het onderzoek.

De ARTD adviseert om meer interdisciplinair onderzoek te doen en om dit in een aantal Delftse interdisciplinaire onderzoekcentra (DIOC) onder te brengen. Volgens de decaan van Industrieel Ontwerpen, Dirken, wordt dit idee binnen het college van dekanen breed gedragen. Wel zouden er nog veel vragen en discussiepunten over de invulling zijn.

Lucht- en Ruimtevaart-decaan Van Ingen bevestigt dat, maar waarschuwt ervoor dat een eventuele accentverschuiving naar het toegepaste onderzoek ten koste kan gaan van de basisdisciplines. Daarnaast wil hij een duidelijkere uitleg wat het verschil tussen een onderzoekschool en een DIOC is.

Volgens ARTD-lid Arnbak die het advies toelichtte bij zowel het cvd als de urcoo moet een DIOC, als een kraamkamer van nieuwe technologieën, helemaal aan het begin van ontwikkelingen staan. Het onderzoek van DIOC’s is daarom risicovol. Het verschil met een onderzoekschool is volgens Arnbak dat onderzoekscholen ook een ‘past performance’ hebben.
Potentie

De ARTD wil dat DIOC’s veel gemakkelijker op te richten en op te heffen moet zijn dan onderzoekscholen. Dit om beter op de laatste ontwikkelingen te kunnen inspelen. Volgens Arnbak komt dat tegemoet aan opmerkingen van de jonge hoogleraren waar de ARTD mee gesproken heeft. Die noemden de starre organisatiestructuren en het grote belang van de monodisciplines als twee nadelen van de TU.

Niet alle leden van de urcoo zijn overtuigd van het nut van de nieuwe onderzoekscentra. Ir. J. Klooster van Democratisch Beleid, noemde de DIOC’s naast de al bestaande onderzoekscholen een onzinnige gedachte. Volgens hem moet ereen keuze tussen één van beide gemaakt worden. Fractiegenote mr. L. Schutte-Postma bleek ook nog niet overtuigd van het nut van de DIOC’s. De overige urcoo-leden brachten geen fundamentele bezwaren tegen de DIOC’s in.

Buitenuniversitair raadslid Fennis vond juist dat het advies de potentie heeft om internationaal de aandacht te trekken. Zijn collega B. Bart sprak van een inspirerende en gedurfde gedachte. Tegelijkertijd riep hij de ARTD op zich niet in detail met het onderwijs te bemoeien. Hiermee vatte hij diverse kritische opmerkingen van de urcoo samen. Bart noemde de opmerking om een bindend studieadvies in te voeren een storend detail. Over twee weken spreken zowel de decanen als de urcoo voor de tweede maal over het advies van de ARTD.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.