Minister Ritzen houdt vast aan een eerste verhoging van het collegegeld met honderd gulden voor het studiejaar 1996-’97. Hij vindt de beloften van universiteiten en hogescholen om de kwaliteit van hun opleidingen te verbeteren voldoende hard om een dergelijke verhoging te rechtvaardigen.
br />
Dat blijkt uit een brief die Ritzen gisteren naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Twee weken geleden vroeg de Kamer om een nadere toelichting op de verhoging van het collegegeld. Die mag volgens de parlementariërs alleen doorgaan als Ritzen kan aantonen dat de kwaliteit van het hoger onderwijs daadwerkelijk verbeterd wordt. In januari was kwaliteitsverbetering voor de Kamer een voorwaarde om in te stemmen met een stapsgewijze collegegeldverhoging van vijfhonderd gulden in de komende drie jaar.
De Kamer zal het voorlopig echter met toezeggingen moeten doen. Er kan geen twijfel over bestaan dat de instellingen hun uiterste best doen de ‘studeerbaarheid’ van de opleidingen te vergroten, schrijft Ritzen. Dat zou onder meer blijken uit hun eigen beloften om de onderwijskwaliteit te verbeteren en hun huidige inspanningen op het gebied van kwaliteitszorg.
Ook bij de tweede collegegeldverhoging (150 gulden voor het studiejaar 1997-’98) is er voor de Kamer geen mogelijkheid om te toetsen of de kwaliteit van het onderwijs daadwerkelijk is verbeterd. Als in de herfst van 1996 de beslissing over de tweede verhoging valt, zullen de universiteiten en hogescholen nog slechts plannen voor kwaliteitsverbetering gereed hebben. Pas een jaar later, wanneer de derde en laatste verhoging van het collegegeld aan de orde is, kan worden onderzocht of de kwaliteit van het onderwijs echt is toegenomen. (HOP/M.W.)
Minister Ritzen houdt vast aan een eerste verhoging van het collegegeld met honderd gulden voor het studiejaar 1996-’97. Hij vindt de beloften van universiteiten en hogescholen om de kwaliteit van hun opleidingen te verbeteren voldoende hard om een dergelijke verhoging te rechtvaardigen.
Dat blijkt uit een brief die Ritzen gisteren naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Twee weken geleden vroeg de Kamer om een nadere toelichting op de verhoging van het collegegeld. Die mag volgens de parlementariërs alleen doorgaan als Ritzen kan aantonen dat de kwaliteit van het hoger onderwijs daadwerkelijk verbeterd wordt. In januari was kwaliteitsverbetering voor de Kamer een voorwaarde om in te stemmen met een stapsgewijze collegegeldverhoging van vijfhonderd gulden in de komende drie jaar.
De Kamer zal het voorlopig echter met toezeggingen moeten doen. Er kan geen twijfel over bestaan dat de instellingen hun uiterste best doen de ‘studeerbaarheid’ van de opleidingen te vergroten, schrijft Ritzen. Dat zou onder meer blijken uit hun eigen beloften om de onderwijskwaliteit te verbeteren en hun huidige inspanningen op het gebied van kwaliteitszorg.
Ook bij de tweede collegegeldverhoging (150 gulden voor het studiejaar 1997-’98) is er voor de Kamer geen mogelijkheid om te toetsen of de kwaliteit van het onderwijs daadwerkelijk is verbeterd. Als in de herfst van 1996 de beslissing over de tweede verhoging valt, zullen de universiteiten en hogescholen nog slechts plannen voor kwaliteitsverbetering gereed hebben. Pas een jaar later, wanneer de derde en laatste verhoging van het collegegeld aan de orde is, kan worden onderzocht of de kwaliteit van het onderwijs echt is toegenomen. (HOP/M.W.)

Comments are closed.