Wat bepaalt het succes in de studieloopbaan van vrouwelijke studenten? Antwoord: de sfeer in de studierichting, de manier waarop een docent met studenten omgaat en de steun die de vrouwen al dan niet ondervinden in hun directe omgeving.
Dat zijn – samengevat – drie aantoonbare factoren die het SCO-Kohnstamm Instituut heeft kunnen vaststellen in een onderzoek naar studieloopbanen van mannelijke en vrouwelijke studenten in Delft.
Iets uitgebreider is het lijstje van factoren die geen invloed hebben op het (on)succesvol studeren van vrouwen. Noch het gemiddeld eindexamencijfer voor bèta-vakken, noch de studeerbaarheid van hun programma, noch de woonsituatie blijken verschillend uit te werken op de ‘carrière’ van vrouwelijke studenten, vergeleken met hun mannelijke collega’s.
Kortom, behalve ‘sfeer’, ‘omgang’ en ‘steun’ kunnen de drie onderzoekers van het Kohnstamm Instituut nauwelijks aangeven wat er moet veranderen om het voor vrouwelijke studenten aantrekkelijker te maken zich in Delft te bekwamen tot ingenieur. Het bijna twee ton kostende onderzoek heeft geresulteerd in een tweehonderd pagina’s rapport dat eindigt met de vaststelling: ,,nader onderzoek noodzakelijk”.
Het bestuurscollege verleende de opdracht aan het Kohnstamm Instituut, een onderdeel van de faculteit Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, in het najaar van 1992. Een jaar eerder, oktober 1991, verklaarde de Emancipatiecommissie dat sexe-verschillen en ‘geslachtsrollen’ invloed hebben op de studieresultaten van vrouwen. Vrouwen in de TU worden ,,als minderheidsgroep aangesproken op grond van sexe stereotypen. Het als vrouw techniek studeren wordt door veel TU-docenten en -studenten wel geproblematiseerd, met allerlei gevolgen voor de vrouwelijke studenten”, aldus de commissie in de Onderwijsnota uit 1991.
Het cvb vond het gesignaleerde probleem belangrijk genoeg voor nader onderzoek en trok daar ‘een tot anderhalve ton’ voor uit, te betalen uit het Onderwijsstimuleringsfonds.
Het college besloot vorige week het rapport van het Kohnstamm Instituut, getiteld ‘Delfts Blauw en Rose’, als schriftelijke mededeling naar de universiteitsraad te sturen. Dat betekent dat het stuk in status gedaald is; eerder leek het erop dat het cvb ermee zou instemmen, en het ter vaststelling aan de raad zou sturen. In het concept-besluit dat niet doorging stond ook dat de ‘bevindingen’ in de nota zouden worden uitgewerkt tot ‘beleidsvoornemens’.
Rector Wakker was niet bereikbaar voor commentaar. Drs. E. Focke-Bakker, interim voorzitter van de Emancipatiecommissie, heeft ‘Delfts Blauw en Rose’ te kort in bezit om het gelezen te hebben of een voorlopig standpunt te geven. (B.B.)
Wat bepaalt het succes in de studieloopbaan van vrouwelijke studenten? Antwoord: de sfeer in de studierichting, de manier waarop een docent met studenten omgaat en de steun die de vrouwen al dan niet ondervinden in hun directe omgeving. Dat zijn – samengevat – drie aantoonbare factoren die het SCO-Kohnstamm Instituut heeft kunnen vaststellen in een onderzoek naar studieloopbanen van mannelijke en vrouwelijke studenten in Delft.
Iets uitgebreider is het lijstje van factoren die geen invloed hebben op het (on)succesvol studeren van vrouwen. Noch het gemiddeld eindexamencijfer voor bèta-vakken, noch de studeerbaarheid van hun programma, noch de woonsituatie blijken verschillend uit te werken op de ‘carrière’ van vrouwelijke studenten, vergeleken met hun mannelijke collega’s.
Kortom, behalve ‘sfeer’, ‘omgang’ en ‘steun’ kunnen de drie onderzoekers van het Kohnstamm Instituut nauwelijks aangeven wat er moet veranderen om het voor vrouwelijke studenten aantrekkelijker te maken zich in Delft te bekwamen tot ingenieur. Het bijna twee ton kostende onderzoek heeft geresulteerd in een tweehonderd pagina’s rapport dat eindigt met de vaststelling: ,,nader onderzoek noodzakelijk”.
Het bestuurscollege verleende de opdracht aan het Kohnstamm Instituut, een onderdeel van de faculteit Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, in het najaar van 1992. Een jaar eerder, oktober 1991, verklaarde de Emancipatiecommissie dat sexe-verschillen en ‘geslachtsrollen’ invloed hebben op de studieresultaten van vrouwen. Vrouwen in de TU worden ,,als minderheidsgroep aangesproken op grond van sexe stereotypen. Het als vrouw techniek studeren wordt door veel TU-docenten en -studenten wel geproblematiseerd, met allerlei gevolgen voor de vrouwelijke studenten”, aldus de commissie in de Onderwijsnota uit 1991.
Het cvb vond het gesignaleerde probleem belangrijk genoeg voor nader onderzoek en trok daar ‘een tot anderhalve ton’ voor uit, te betalen uit het Onderwijsstimuleringsfonds.
Het college besloot vorige week het rapport van het Kohnstamm Instituut, getiteld ‘Delfts Blauw en Rose’, als schriftelijke mededeling naar de universiteitsraad te sturen. Dat betekent dat het stuk in status gedaald is; eerder leek het erop dat het cvb ermee zou instemmen, en het ter vaststelling aan de raad zou sturen. In het concept-besluit dat niet doorging stond ook dat de ‘bevindingen’ in de nota zouden worden uitgewerkt tot ‘beleidsvoornemens’.
Rector Wakker was niet bereikbaar voor commentaar. Drs. E. Focke-Bakker, interim voorzitter van de Emancipatiecommissie, heeft ‘Delfts Blauw en Rose’ te kort in bezit om het gelezen te hebben of een voorlopig standpunt te geven. (B.B.)
![](https://delta.tudelft.nl/wp-content/uploads/2023/08/Delta_favicon.png)
Comments are closed.