Een onbeduidend friebeltje weefsel dat verstopt zit naast onze oogbollen is inzet van een felle wetenschappelijke oorlog. In de linkerhoek: zwaargewicht Joseph Demer, een vooraanstaand Amerikaans oogarts van wereldfaam.
In de rechterhoek: vlieggewicht Sander Schutte, net begonnen als promovendus bij biomechanical engineering (3mE).
“Ik ben bang dat we een oorlog hebben ontketend”, zegt Schutte. “Wat Demer beweert, is echt complete onzin.” “Ik ben niet van plan mijn hypothese te verlaten”, kaatst Demer per e-mail vanuit Amerika. “Er zitten teveel technische mankementen aan Schuttes onderzoek.”
Aanleiding voor de heisa: Schutte en Demer zijn het grondig oneens over de precieze manier waarop mensen hun ogen bewegen. Volgens Demer hebben mensen achter hun oogbol een ingewikkeld systeem met vijf katrolletjes, waaraan de oogspieren zijn opgehangen. Onzin, vindt Schutte. De katrollen van Demer bestaan helemaal niet.
Inzet van de strijd is een klein stukje bindweefsel dat verscholen ligt naast onze oogbol, vastgegroeid tussen oogkas en oogbol in. Het oogonderdeel werd al in 1816 voor het eerst beschreven, door een Franse chirurg die zijn tijd doorbracht met het wetenschappelijk ontleden van de hoofden van guillotineslachtoffers. Maar wat dóét het?
Al elf jaar geleden opperde Demer, werkzaam aan de befaamde Californische universiteit UCLA, dat het weefsel de oogspier in bedwang houdt. We bedienen onze oogbollen namelijk door er vanaf de achterkant beurtelings met zes spiertjes aan te trekken. En het gekke is dat sommige van die spieren daarbij niet opzij schuiven. Iets houdt ze tegen. Da’t doet het weefsel, betoogt Demer. Het weefsel vormt katrolletjes die de spiertjes vasthouden, en veren die op hun beurt de katrollen op hun plek houden. “Een revolutie in het begrip van oogbeweging”, stelde Demer twee jaar geleden in de vakpers.
Samen met ir. Sven van den Bedem, prof.dr. Frans van der Helm en de Rotterdamse oogarts prof.dr. Huib Simonsz valt Schutte die theorie deze maand frontaal aan. In het vakblad Vision Research beschrijven de Nederlanders een reeks experimenten waaruit zou blijken dat Demers katrollen helemaal niet bestaan.
Wiebelen
En wa’t voor experimenten. De onderzoekers bepaalden in twee ter beschikking van de wetenschap gestelde menselijke ogen het rekvermogen van het bindweefsel met een veerunster, een trekkrachtmeter. Ook hadden de onderzoekers het geluk in contact te komen met een 69-jarige patiënt met de aangeboren schedelafwijking het syndroom van Crouzon. Patiënten met Crouzon hebben uitpuilende ogen . en daarachter een ‘katrollensysteem’ dat niét vastzit aan de oogkas. Je zou dus verwachten dat zo’n patiënt zwabberende oogspieren heeft, redeneerde het Nederlandse team.
De onderzoekers bestudeerden de oogspieren van de patiënt door ze met een CT-scanner ‘in actie’ te fotograferen. En door, schrik niet, tijdens een operatie die de patiënt moest ondergaan onder plaatselijke verdoving te kijken wat er in zijn oogkas gebeurde als de patiënt verschillende kanten op keek. Maar wat de onderzoekers ook zagen, geen wiebelende spier. Schutte: “De mechanische onderbouwing van die katrollen en veren is totaal afwezig. Het systeem bestaat gewoon niet. Wij denken dat het vet in de oogkas die spieren op hun plek houdt. Die bandjes zijn er wel, maar ze werken niet als katrol. Dat bevestigen ook onze mechanische metingen. De mechanische eigenschappen van de bandjes komen niet overeen met de vereiste eigenschappen voor het model van Demer.”
Schutte wil meer inzicht krijgen in hoe het oog precies beweegt, voor een nieuw soort computermodel van het oog dat hij samen met onder meer Van der Helm, Simonsz, dr. Charles Botha (EWI) en prof.dr.ir. Fred van Keulen (3mE) ontwikkelt. Dat model moet onder meer oogoperaties preciezer maken. “Heel boeiend”, zegt Schutte. “We ontdekken dat er echt nog heel weinig bekend is over de draaiing en ophanging van het oog.”
Demer laat het er niet bij zitten, meldt hij vanuit Amerika. Op de details wil hij nog niet ingaan: “Ik heb een brief aan Vision Research geschreven. Daarin zal ik mijn standpunt toelichten.”
“Ik ben bang dat we een oorlog hebben ontketend”, zegt Schutte. “Wat Demer beweert, is echt complete onzin.” “Ik ben niet van plan mijn hypothese te verlaten”, kaatst Demer per e-mail vanuit Amerika. “Er zitten teveel technische mankementen aan Schuttes onderzoek.”
Aanleiding voor de heisa: Schutte en Demer zijn het grondig oneens over de precieze manier waarop mensen hun ogen bewegen. Volgens Demer hebben mensen achter hun oogbol een ingewikkeld systeem met vijf katrolletjes, waaraan de oogspieren zijn opgehangen. Onzin, vindt Schutte. De katrollen van Demer bestaan helemaal niet.
Inzet van de strijd is een klein stukje bindweefsel dat verscholen ligt naast onze oogbol, vastgegroeid tussen oogkas en oogbol in. Het oogonderdeel werd al in 1816 voor het eerst beschreven, door een Franse chirurg die zijn tijd doorbracht met het wetenschappelijk ontleden van de hoofden van guillotineslachtoffers. Maar wat dóét het?
Al elf jaar geleden opperde Demer, werkzaam aan de befaamde Californische universiteit UCLA, dat het weefsel de oogspier in bedwang houdt. We bedienen onze oogbollen namelijk door er vanaf de achterkant beurtelings met zes spiertjes aan te trekken. En het gekke is dat sommige van die spieren daarbij niet opzij schuiven. Iets houdt ze tegen. Da’t doet het weefsel, betoogt Demer. Het weefsel vormt katrolletjes die de spiertjes vasthouden, en veren die op hun beurt de katrollen op hun plek houden. “Een revolutie in het begrip van oogbeweging”, stelde Demer twee jaar geleden in de vakpers.
Samen met ir. Sven van den Bedem, prof.dr. Frans van der Helm en de Rotterdamse oogarts prof.dr. Huib Simonsz valt Schutte die theorie deze maand frontaal aan. In het vakblad Vision Research beschrijven de Nederlanders een reeks experimenten waaruit zou blijken dat Demers katrollen helemaal niet bestaan.
Wiebelen
En wa’t voor experimenten. De onderzoekers bepaalden in twee ter beschikking van de wetenschap gestelde menselijke ogen het rekvermogen van het bindweefsel met een veerunster, een trekkrachtmeter. Ook hadden de onderzoekers het geluk in contact te komen met een 69-jarige patiënt met de aangeboren schedelafwijking het syndroom van Crouzon. Patiënten met Crouzon hebben uitpuilende ogen . en daarachter een ‘katrollensysteem’ dat niét vastzit aan de oogkas. Je zou dus verwachten dat zo’n patiënt zwabberende oogspieren heeft, redeneerde het Nederlandse team.
De onderzoekers bestudeerden de oogspieren van de patiënt door ze met een CT-scanner ‘in actie’ te fotograferen. En door, schrik niet, tijdens een operatie die de patiënt moest ondergaan onder plaatselijke verdoving te kijken wat er in zijn oogkas gebeurde als de patiënt verschillende kanten op keek. Maar wat de onderzoekers ook zagen, geen wiebelende spier. Schutte: “De mechanische onderbouwing van die katrollen en veren is totaal afwezig. Het systeem bestaat gewoon niet. Wij denken dat het vet in de oogkas die spieren op hun plek houdt. Die bandjes zijn er wel, maar ze werken niet als katrol. Dat bevestigen ook onze mechanische metingen. De mechanische eigenschappen van de bandjes komen niet overeen met de vereiste eigenschappen voor het model van Demer.”
Schutte wil meer inzicht krijgen in hoe het oog precies beweegt, voor een nieuw soort computermodel van het oog dat hij samen met onder meer Van der Helm, Simonsz, dr. Charles Botha (EWI) en prof.dr.ir. Fred van Keulen (3mE) ontwikkelt. Dat model moet onder meer oogoperaties preciezer maken. “Heel boeiend”, zegt Schutte. “We ontdekken dat er echt nog heel weinig bekend is over de draaiing en ophanging van het oog.”
Demer laat het er niet bij zitten, meldt hij vanuit Amerika. Op de details wil hij nog niet ingaan: “Ik heb een brief aan Vision Research geschreven. Daarin zal ik mijn standpunt toelichten.”

Comments are closed.