De sportieve levensweg van Okko Coppejans (21) kent een grillig verloop. Hij begon op zijn achtste met voetballen, omdat klasgenootjes dat ook deden.
Ze werden zelfs een keer kampioen. Toen de club vier jaar later werd opgeheven, zocht hij zijn heil in badminton. Op zijn vijftiende won hij daarin zowaar een clubtitel. Hij koestert nog altijd zijn beker. Na een paar jaar stopte hij, het was niet meer gezellig. Twee jaar deed hij niets aan sport. “In ons dorp in Zeeland was niet zoveel te doen. De laatste periode van de middelbare school ben ik gaan fitnessen. In Goes, waar ik ook op school zat. Ik wilde in beweging zijn, ontspanning door inspanning. Wel jammer dat het geen wedstrijdsport was, ik was best wel competitief ingesteld.”
Bij aanvang van zijn studie civiele techniek in 2008 zette hij het fitnessen in Delft voort. “In mijn tweede jaar ben ik lid geworden van Obvius. Ik had nog nooit getennist, maar het was tijd om iets nieuws te proberen. Dat beviel goed. Omdat ik een teamsport begon te missen, ben ik een jaar geleden lid ook nog geworden van hockeyclub Scoop. Weer iets nieuws.”
De combinatie van individuele- en teamsport bevalt hem uitstekend. “Het makkelijke van tennis is dat je het altijd kan doen. Je belt iemand op of hij zin heeft in een potje tennis en dan zoek je de baan op. Ik zal tennis daarom nooit inruilen voor een tweede teamsport. Ze zijn voor mij allebei even belangrijk.”
Zijn competitieve drang kan hij vooral uitleven bij Scoop, waar hij als middenvelder in het tweede fungeert. “Zwakke punt? De techniek. Het nadeel van steeds een nieuwe sport oppakken is dat je er nooit heel erg goed in wordt. Ik denk niet dat ik ergens talent voor heb, maar met veel oefenen kom je ook een heel eind. Uiteindelijk vind ik het belangrijker dat ik het naar mijn zin heb met de sport en met de mensen die die sport bedrijven.”
Voor Coppejans is een sportief hoogtepunt een week met mooi weer waarin hij elke dag kan sporten. “Dan breng ik zeker 20, 25 uur door op het sportcentrum. Maandagavond tennistraining, dinsdagavond hockeytraining en op woensdag, donderdag en vrijdag tennissen. Op zaterdag tennissen in de voorjaarscompetitie als die er is, zondags hockeycompetitie. Af en toe fitnessen en als ik in Zeeland ben windsurfen. Dat doe ik al vanaf mijn twaalfde, dat was toen meteen al competitief. Mijn broer deed het ook en het is altijd leuk om je te kunnen meten met elkaar. Hij was helaas beter.”
Coppejans is nog niet uitgezocht. “Ik zou nog wel wat extreme sporten willen uitproberen in de toekomst, skydiven lijkt mij bijvoorbeeld geniaal. Ik vergeet bijna dat ik vroeger ook heb geskatet. Op een halfpipe bij ons in de buurt. O ja, tot mijn vijftiende heb ik ook nog gezeild, in een Piraat en een Laser.”
Naam: Ir. Anton Frima (32)
Verliefd, verloofd, getrouwd: Vriendin
Studie: Civiele techniek
Afstudeerjaar: 2004
Loopbaan: Frima begon in 1997 aan zijn studie civiele techniek bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen (CiTG). Hij onderbrak deze voor een jaar bestuurswerk van zeilvereniging ‘De Brielse Zeilschool’. Tussen 2000 en 2004 studeerde hij waterbouw en geotechniek met als richting havens en scheepvaartwegen. In die periode was hij ook hoofdinstructeur bij de zeilschool. Daarna werkt hij tot midden 2007 als logistiek consulent bij TBA Nederland in Delft (met als werkveld project management, logistieke procesanalyse en optimalisatie, simulatie van logistieke processen en acquisitie). Voor Artsen zonder Grenzen was hij tussen augustus 2007 en april 2008 leidinggevende voor logistiek in Somalië en van mei tot december 2008 in Pakistan. In 2009 werkte hij drie maanden voor Royal Haskoning om daarna terug te gaan naar Artsen zonder Grenzen. Op de HR-afdeling werft en selecteert hij non-medische veldwerkers en adviseert hij bij de carrièreontwikkeling van deze expats.
Ontwikkelingswerkers en hulpverleners in den vreemde hebben vaak al van jongs af aan een duidelijk doel. Maar dat geldt niet voor Anton Frima. Werken bij Artsen zonder Grenzen (AzG) was aanvankelijk niet zijn droomwens. “Ik was jong en ik ging civiele techniek studeren omdat ik was uitgeloot voor geneeskunde en het verder niet zo goed wist.” Wat trok hem dan in civiele techniek? “Grote dingen: havens, bruggen, bouwwerken.” Hij koos voor de waterbouwkant ‘omdat dat in het zichtbare stuk het beweeglijkst is’.
Toen Frima in het derde jaar op stage ging, wekte dat zijn belangstelling voor het buitenland. “We deden grondboringen in Kenia. Heerlijk. In de rimboe aan de slag en communiceren met de bevolking over wat we deden.” In die tijd werkte zijn broer als tropenarts, wat zijn enthousiasme voor het buitenland verder bevestigde.
Voor zijn afstudeeropdracht ging hij naar Buenos Aires in Argentinië. “De opdracht was droge logistiek: drie maanden voor een bedrijf scheepvaartgegevens verzamelen als input voor een simulatiemodel.” Daar werd hij niet warm van. “Maar het land was heerlijk.” En Frima genoot van de sociale kant van het werk. “Ik moest naar bedrijven en instanties om gegevens te verzamelen. Ik kwam daar niet even met mijn usb-stick informatie ophalen, maar moest alles uitleggen, veel praten en overleggen. Een heel nieuw spel. Ik zat ineens in een heel andere cultuur.”
Dat werkte voor Frima ‘heel bevrijdend’. “Je zet jezelf als het ware neer.” Een contrast met zijn TU-jaren. Die beleefde hij meer als een cocon, sterk gericht op zijn medestudenten. Toch was ook die periode nuttig. “Ik was naast de studie actief in de studentenclub en heb mijn studie een jaar onderbroken om leiding te geven op een zeilschool. Ik leerde skills die me later bij Artsen zonder Grenzen goed van pas kwamen. Ook van mijn afstudeeropdracht had ik profijt: toen ging het om het vertalen van cijfers naar scheepvaart. Bij AzG ging het om lijsten met medicijnen die op onregelmatige tijdstippen werden geleverd. Het was de kunst daar een soort waarschijnlijkheid uit te halen, zodat we op onze post niet zonder medicijnen kwamen te zitten.”
Juichen
Voordat Frima bij Arten zonder Grenzen terecht kwam, werkte hij bij logistiek adviesbureau TBA. “Een bedrijf – opgericht door twee oud-TU’ers – dat de logistiek van containerterminals optimaliseert en fabrieken aan de hand van cijfertjes, statistieken en modellen helpt met logistieke vraagstukken.” Bij dat laatste onderdeel werd Frima logistiek consultant. Hij ‘stond te juichen’, ook al was de logistiek net zo droog als zijn afstudeeropdracht. “Omdat ik niet zo goed wist wat ik zou gaan doen, vond ik het wel makkelijk dat het me zo kwam aanvliegen.”
Naast droog was zijn werk ‘leerzaam en een belevenis’. Hij deed bijvoorbeeld een opdracht voor een ijsfabriek, waar een manager een groter magazijn wilde omdat er te weinig palletplaatsen zouden zijn. “Bij onderzoek bleek dat twintig procent van de palletplaatsen spookplaatsen waren, omdat er maar één doos op een pallet stond. Die manager zat elders en zag dat nooit.”
Na anderhalf jaar bij TBA begon Frima naar vacatures bij goede doelen- en humanitaire organisaties te kijken. Hij had het er vaak over tegen vrienden. “Op een gegeven moment zei iemand: doe er nou eindelijk eens wat mee en houd er anders over op.”
Kort hierna stuitte Frima op een blog van een logistiek AzG-medewerker in Soedan. “Ik dacht: dat organiserende, praktische en avontuurlijke, dat wil ik ook.” Hij bezocht een voorlichtingsavond van Artsen zonder Grenzen en schreef een sollicitatiebrief. AzG nam hem aan, al duurde het nog even voor hij een plekje had.
In augustus 2007 vertrok hij als logistiek medewerker naar Somalië. Hij werd er belast met de supervisie op de medische en niet-medische bevoorrading en de constructie- en onderhoudsactiviteiten, plus de analyse van de veiligheid en politieke context. “Het was precies wat ik verwachtte en zocht. Elk kwartier wat anders. In een magazijn uitleggen hoe je handig medicijnen telt; met een jeep naar het vliegveldje – een streep gras – om dat vrij te maken van dieren; en via een krakende radioverbinding piloten informatie geven over wind en lokale veiligheid. Constant met mijn administratieve en technische rechterhand een team aansturen. En ook heel veel zelf doen.” Bijvoorbeeld scherp naar bestellijsten voor medicijnen kijken en navraag doen. “Want betekent een streepje dat er één tablet of een hele strip is gebruikt?”
Hij werd ook bij de medische kant betrokken. “Als je dan in een operatiezaal ziet hoe er gewerkt moet worden – vliegen, hitte, te weinig ruimte om instrumenten neer te leggen – dan weet je waar het beter kan en waarom je een soort superconciërge bent van het ziekenhuis.”
Handiger
Er was vaak improvisatie nodig. En dat was wennen. “Ik kwam uit een supergestructureerde omgeving waar het ongeveer ging zoals gepland. In Somalië werd je to-do-lijstje steeds langer.” Maar hij kreeg er ook kansen. “Toen ik in Somalië zat, lanceerde Geert Wilders Fitna. Wij heetten AzG Holland, zaten in een islamitisch land en Wilders kwam uit Holland. Wat moesten we doen? Ik heb toen aan onze lokale staf staan uitleggen wie Wilders is.”
Na negen maanden Somalië volgden er acht in een ziekenhuis in Pakistan. “Ik ben veel veranderd door die uitzendingen. Ik werd zelfstandiger en zelfverzekerder. En handiger in onderhandelen, vooral door mijn werk in Pakistan. Soms moet je streng zijn en dan weer zaken regelen met een lach. Soms ga je in de fout. Met iemand die voor ons spullen vervoerde, onderhandelde ik eens over de prijs. Achteraf hoorde ik van de lokale staf dat zijn prijs echt niet te hoog lag. Ik onderschatte het gevaar dat die man bij elke rit liep.” Hij stelde ook zijn normen bij. “Lokaal personeel kwam vaak te laat. Ik werd daar moe en somber van, want ik was de halve wereld over gevlogen om daar te werken. Maar ja, zij liepen soms anderhalf uur om naar het ziekenhuis te komen.”
Frima is door zijn werk veel ervaringen rijker geworden, maar financieel is hij er nog niet veel mee opgeschoten. “Je verdient niet zo veel. Het is geen baan waarbij je bij terugkomst een huis kunt kopen. Tussen twee projecten in is het ook een wat zwervend bestaan.”
Volgens Frima kunnen ook TU’ers van andere richtingen dan civiele techniek bij Artsen zonder Grenzen terecht. “Wij hebben twee maritiem ingenieurs, een van bouwkunde en een van werktuigbouwkunde. Ze doen niet precies waarvoor ze zijn opgeleid, maar het aansturen van een team en het plannen, dat kunnen TU’ers heel goed.”
Meteen na de TU beginnen bij AzG zit er overigens niet in. “Wij willen dat mensen ongeveer twee jaar gewerkt hebben in een organisatie, dus ervaring hebben met lastige collega’s, hiërarchie, deadlines, rapportages en projecten. Je moet je staande kunnen houden.”
Frima weet het precies, want hij zit nu – na een ontnuchterende periode van drie maanden bij een commercieel ingenieursbureau (‘teveel ingenieursdingen en te commercieel’) – op de personeelsafdeling van AzG. Daar werft en selecteert hij niet-medisch personeel en helpt hij expats bij hun professionele ontwikkeling. “Van het technische naar het menselijk product. Dat spreekt me meer aan.”
Hij ziet zich nog wel eens overstappen binnen de organisatie. “Een van de paadjes die ik zie, is het beklimmen van de operationele piramide. Als logistiek medewerker val je onder een projectleider. Daar boven staat een head of mission in de hoofdstad van het land en die wordt vanuit Amsterdam aangestuurd. Voor dat pad heb ik meer veldjaren nodig. Dat zit er door de omstandigheden – vriendin, familie – even niet in. Maar je proeft het al: ik zoek nog steeds.”

Comments are closed.