Science

Toen Zuid-Holland nog waddeneilanden had

Het scheelde niet veel of de inwoners van Scheveningen, Katwijk en Noordwijk hadden uitzicht gehad over een aantal waddeneilanden. Onderzoekers van onder meer de TU Delft ontdekten dat er in de prehistorie een waddengebied lag voor de Zuid-Hollandse kust, compleet met eilandjes zo groot als Schiermonnikoog.

Als de eerste, primitieve boeren in ons land naar de kust van Zuid-Holland waren gegaan, hadden ze iets wonderlijks gezien. Ze zouden niet hebben uitgekeken over de Noordzee, maar over een heuse Waddenzee, met meanderende getijdengeulen en zandbanken. Waarschijnlijk zouden ze drie eilandjes ontwaren, sommige wellicht zo groot als een waddeneiland. “Het moeten lage eilandjes zijn geweest, met kleine duinen erop”, zegt dr. Ad van der Spek, in deeltijd werkzaam bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. “Er zal wat lage begroeiing zijn geweest. En veel zand.”

In het vakblad ‘Journal of Sedimentary Research’ beschrijven Van der Spek en collega’s van TNO en de Universiteit Utrecht de eilandjes voor het eerst. Een aardig staaltje detectivewerk, want de eilanden zelf zijn al zeker vijfduizend jaar geleden verdwenen.

Van der Spek en collega’s reconstrueerden de eilandjes door de zeebodem in detail te bestuderen. Een paar zomers geleden voer een schip van Rijkswaterstaat heen en weer voor de kust, om met geluidssignalen te meten wat voor materiaal zich in de zeebodem bevindt. In de doorsnedes van de zeebodem die dat opleverde, zagen de onderzoekers iets opmerkelijks. De Noordzee moet ooit zijn doorsneden door stroomgeulen, net zoals je die nu vindt in de Waddenzee. Dat was al bekend, maar onduidelijk was nog hoe de geulen liepen. Naar nu blijkt liepen sommige geulen parallel aan de kust, alsof ze om obstakels heen gingen. Die obstakels, dat kunnen alleen maar eilandjes zijn geweest, redeneren de onderzoekers.

Aan de hand van opgeboorde schelpdieren en sedimentresten bepaalden de onderzoekers de ouderdom van de geulen: 5300 tot 3500 voor Christus, de dagen van de eerste, primitieve Nederlandse boeren. Zo’n vijf eeuwen lang zullen de eilandjes hebben standgehouden, de een misschien wat langer dan de ander. “En ze zullen geleidelijk richting de huidige kust zijn verschoven, door de werking van wind, zee en sedimentafzetting”, zegt Van der Spek.
Uitzicht

De onderzoekers maken deel uit van het Nederlands Centrum voor Kustonderzoek (NCK), een samenwerkingsverband tussen onder meer de TU Delft, TNO en de Universiteit Twente. “Voor het voeren van een goed kustbeleid moet je weten wat de natuurlijke ontwikkelingen zijn. Wat er gezien over langere periodes in stand blijft en verdwijnt”, vat Van der Spek het belang van het onderzoek samen. Daarnaast is het voor de zandwinning en voor de offshore-bouw nuttig om te weten waaruit de zeebodem precies bestaat.

Momenteel probeert het NCK uit te vogelen in hoeverre de stroomgeulen uit de steentijd zich ook landinwaarts uitstrekten. Een paar duizend jaar voor Christus was de huidige kustlijn immers nog een nat gebied, met hier en daar een duin. De onderzoekers hopen dat ze ook aan land nog sporen kunnen vinden van getijdengeulen uit de oertijd. Daartoe zetten ze onder meer bij Wassenaar, Noordwijkerhout en zelfs pal tegenover de gevangenis van Scheveningen de boor in de grond.

Lang konden de prehistorische boeren niet genieten van hun uitzicht over het Zuid-Hollandse wad. Tot 3500 jaar voor Christus steeg de zeespiegel snel, doordat de laatste ijsmassa’s uit de ijstijd smolten en Nederland wegzakte. Door die zeespiegelstijging kreeg de zee niet genoeg tijd om sediment aan te voeren, om de eilandjes te redden. De wadden in wording werden verzwolgen door de zee, en met getijdengeulen en al voorgoed weggegumd uit het kustlandschap. “Van die eilanden vind je op de zeebodem niets meer terug. Je vindt alleen nog de onderkant van de getijdengeulen,” zegt Van der Spek.

De échte Waddeneilanden hadden meer geluk. Niet alleen gaat de zeespiegelstijging tegenwoordig langzamer, waardoor de zee meer tijd heeft om slib en zand af te zetten in de Waddenzee. Ook de mens kwam een handje helpen. “Waddeneilanden als Ameland en Texel bestonden oorspronkelijk uit meerdere delen”, weet Van der Spek. “Maar doordat de mens kreken afdamde met zanddijken, konden ze uitgroeien tot forse, volwaardige eilanden.”

De ‘Waddenzee’ uit de steentijd: van de stroomgeulen zijn de restanten teruggevonden, de eilandjes zijn op de gok ingetekend. (Illustratie: Rieu et al., Journal of Sedimentary Research)

Als de eerste, primitieve boeren in ons land naar de kust van Zuid-Holland waren gegaan, hadden ze iets wonderlijks gezien. Ze zouden niet hebben uitgekeken over de Noordzee, maar over een heuse Waddenzee, met meanderende getijdengeulen en zandbanken. Waarschijnlijk zouden ze drie eilandjes ontwaren, sommige wellicht zo groot als een waddeneiland. “Het moeten lage eilandjes zijn geweest, met kleine duinen erop”, zegt dr. Ad van der Spek, in deeltijd werkzaam bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen. “Er zal wat lage begroeiing zijn geweest. En veel zand.”

In het vakblad ‘Journal of Sedimentary Research’ beschrijven Van der Spek en collega’s van TNO en de Universiteit Utrecht de eilandjes voor het eerst. Een aardig staaltje detectivewerk, want de eilanden zelf zijn al zeker vijfduizend jaar geleden verdwenen.

Van der Spek en collega’s reconstrueerden de eilandjes door de zeebodem in detail te bestuderen. Een paar zomers geleden voer een schip van Rijkswaterstaat heen en weer voor de kust, om met geluidssignalen te meten wat voor materiaal zich in de zeebodem bevindt. In de doorsnedes van de zeebodem die dat opleverde, zagen de onderzoekers iets opmerkelijks. De Noordzee moet ooit zijn doorsneden door stroomgeulen, net zoals je die nu vindt in de Waddenzee. Dat was al bekend, maar onduidelijk was nog hoe de geulen liepen. Naar nu blijkt liepen sommige geulen parallel aan de kust, alsof ze om obstakels heen gingen. Die obstakels, dat kunnen alleen maar eilandjes zijn geweest, redeneren de onderzoekers.

Aan de hand van opgeboorde schelpdieren en sedimentresten bepaalden de onderzoekers de ouderdom van de geulen: 5300 tot 3500 voor Christus, de dagen van de eerste, primitieve Nederlandse boeren. Zo’n vijf eeuwen lang zullen de eilandjes hebben standgehouden, de een misschien wat langer dan de ander. “En ze zullen geleidelijk richting de huidige kust zijn verschoven, door de werking van wind, zee en sedimentafzetting”, zegt Van der Spek.
Uitzicht

De onderzoekers maken deel uit van het Nederlands Centrum voor Kustonderzoek (NCK), een samenwerkingsverband tussen onder meer de TU Delft, TNO en de Universiteit Twente. “Voor het voeren van een goed kustbeleid moet je weten wat de natuurlijke ontwikkelingen zijn. Wat er gezien over langere periodes in stand blijft en verdwijnt”, vat Van der Spek het belang van het onderzoek samen. Daarnaast is het voor de zandwinning en voor de offshore-bouw nuttig om te weten waaruit de zeebodem precies bestaat.

Momenteel probeert het NCK uit te vogelen in hoeverre de stroomgeulen uit de steentijd zich ook landinwaarts uitstrekten. Een paar duizend jaar voor Christus was de huidige kustlijn immers nog een nat gebied, met hier en daar een duin. De onderzoekers hopen dat ze ook aan land nog sporen kunnen vinden van getijdengeulen uit de oertijd. Daartoe zetten ze onder meer bij Wassenaar, Noordwijkerhout en zelfs pal tegenover de gevangenis van Scheveningen de boor in de grond.

Lang konden de prehistorische boeren niet genieten van hun uitzicht over het Zuid-Hollandse wad. Tot 3500 jaar voor Christus steeg de zeespiegel snel, doordat de laatste ijsmassa’s uit de ijstijd smolten en Nederland wegzakte. Door die zeespiegelstijging kreeg de zee niet genoeg tijd om sediment aan te voeren, om de eilandjes te redden. De wadden in wording werden verzwolgen door de zee, en met getijdengeulen en al voorgoed weggegumd uit het kustlandschap. “Van die eilanden vind je op de zeebodem niets meer terug. Je vindt alleen nog de onderkant van de getijdengeulen,” zegt Van der Spek.

De échte Waddeneilanden hadden meer geluk. Niet alleen gaat de zeespiegelstijging tegenwoordig langzamer, waardoor de zee meer tijd heeft om slib en zand af te zetten in de Waddenzee. Ook de mens kwam een handje helpen. “Waddeneilanden als Ameland en Texel bestonden oorspronkelijk uit meerdere delen”, weet Van der Spek. “Maar doordat de mens kreken afdamde met zanddijken, konden ze uitgroeien tot forse, volwaardige eilanden.”

De ‘Waddenzee’ uit de steentijd: van de stroomgeulen zijn de restanten teruggevonden, de eilandjes zijn op de gok ingetekend. (Illustratie: Rieu et al., Journal of Sedimentary Research)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.