Campus

‘Vaak is meeliften geen onwil, het is inherent aan het systeem’

Meeliften op andermans succes. TU-studenten bezondigen zich er wel eens aan tijdens groepswerk. Hoe komt dat, hoe vaak komt het voor en: wat te doen?


Een groepje studenten doet samen een projectopdracht. Na afloop levert het keurig netjes een rapport bij de docent in. Kort daarna krijgt de docent een mailtje van een van de studenten: ‘We hebben dit rapport nu wel ingeleverd, maar ik moet u zeggen dat student X hier weinig aan heeft gedaan. We zouden het oneerlijk vinden als hij net zo’n hoog cijfer krijgt als wij.’


Dit voorbeeld uit eigen praktijk geeft docent communicatieve vaardigheden Angeniet Kam vaak in haar eerste college schriftelijk rapporteren. Vooral om te waarschuwen, want de student had dit natuurlijk eerder moeten aankaarten. Aan het eind van de rit kan Kam het niet meer controleren noch ingrijpen.


Tijdig doorgeven dus, drukt Kam studenten op het hart. “Het is vervelend als iemand meelift, want het geeft je als groepslid het gevoel dat je veel harder aan de kar moet trekken dan die ander. En die ander schiet er niks mee op, want die leert niet wat hij moet leren. Dus je doet die student er eigenlijk alleen maar een plezier mee als je het aan de kaak stelt.”


Het is niet het enige moment waarop studenten binnen de TU worden gewaarschuwd voor meeliften. Verschillende faculteiten delen de folder ‘Fraude, laat je er niet toe verleiden’ uit. Daarin valt te lezen dat de TU Delft niet alleen spieken en plagiaat ziet als fraude, maar ook meeliften.


De folder noemt als consequenties: ‘Docenten melden de vermeende fraudegevallen altijd bij de examencommissie. Deze commissie beslist over het vermeende fraudegeval en kan een student een maximale straf opleggen van een jaar uitsluiting van alle tentamens of examens aan de TU Delft. Dat kan allerlei consequenties hebben voor de duur en financiering van je studie.’


Verbolgen

Zo ver komt het vaak niet. Een rondje langs examencommissies van alle faculteiten leert dat er nauwelijks meldingen zijn over meeliften. “Tot nu toe lossen docenten veel dingen zelf op”, zegt Corrie Zeeuw, secretaris van een examencommissie bij Technische Natuurwetenschappen. “Onze overkoepelende examencommissie wil wel dat docenten voortaan alles melden. Naarmate opleidingen groter worden, wordt melden belangrijker. Bij kleine opleidingen ken je studenten meer.”


Wiskundedocent Klaas Pieter Hart heeft het in vijf jaar één of tweemaal meegemaakt. “Drie van de vier studenten uit een groep kwamen dan verbolgen binnenlopen dat de ander niet hard genoeg werkte of niet van zich liet horen. Dan kreeg die student het cijfer niet. Ik heb het een paar keer opgelost door achteraf extra werk te laten maken. Zo zorgde ik ervoor dat die student het individueel haalde. Dit jaar willen we harder optreden uit pragmatisme: te veel studenten, geen bemensing.”


Wel of niet melden hangt af van het stadium waarin het meeliften zich bevindt, vindt Dagmar Stadler. Zij is hoofd onderwijs en studentenzaken bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica (EWI). “Als het om een huiswerkopdrachtje zonder cijfer gaat, kan de docent gewoon feedback geven. Als er een cijfer voor wordt gegeven en een student het werk presenteert als eigen werk, dan is het fraude. De student moet de opdracht dan op zijn minst opnieuw doen.”


De faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen (3mE) hanteert een malussysteem: er gaan maximaal twee punten van het cijfer af als blijkt dat iemand zich te weinig heeft ingezet. “Je kunt een onvoldoende krijgen of uit de groep worden gezet”, zegt Ewoud van Luik, secretaris van de examencommissie bij 3mE. “Dat komt weinig voor door ons systeem van studentcoaches. Die zien studenten tweemaal per week en worden getraind er op te letten bij het eerstejaars project.”


Feedback geven

Beoordeling van groepswerk is van oudsher een grijs gebied. “Vroeger had je bijvoorbeeld vijftien studenten in een groep en kreeg iedereen hetzelfde cijfer”, zegt Stadler. “Nu is er zo’n scherp toetsbeleid dat er veel meer individueel wordt gekeken.” Is toch sprake van meeliften, dan wil Stadler dat horen. “Alsjeblieft, meld meeliften. Dan kunnen wij er achteraan gaan. Signaleer het.”


Maar hoe signaleer je het? Toine Andernach bracht het twee jaar geleden ter sprake tijdens een onderwijsdag bij Industrieel Ontwerpen. Andernach is hoofd van OC Focus, het onderwijskundig centrum van de TU Delft. “We zien meeliften vooral bij projectonderwijs, omdat studenten daarin samenwerken en onderling het werk moeten verdelen. Ze zijn geneigd het zo te verdelen dat iedereen in zijn comfort zone zit: iedereen doet zijn eigen specialisme.”


Een docent moet daar volgens Andernach zicht op houden en regelmatig feedback geven. “Dat betekent dat je als docent niet kunt zeggen: hier is de opdracht, zoek het maar uit en over een half jaar zie ik het product wel. Als je zicht krijgt op het ontwerpproces en de taakverdeling, kun je daar al uit afleiden wie er veel doet en wie niet. Check werkplannen en logboeken waarin studenten bijhouden wat er wanneer gedaan is en door wie.”


Ga als docent regelmatig naar vergaderingen van de groep, tipt Andernach. “Kijk daarbij naar individueel gedrag. Je kunt zien dat sommigen veel aan het woord zijn en anderen bijna niet. Dat wil niet zeggen dat die laatste niets doet, want die kan ook een stille zijn. Degene die veel zegt kan een babbelaar zijn, maar dat wil niet zeggen dat hij veel doet. Spreek af en toe individuele leden van de groep en stel open vragen: wat heb je gedaan, wat heeft het opgeleverd?”


En in de groep op de man af vragen of iemand meelift? Andernach is terughoudend. “Studenten zijn geneigd om het te bagatelliseren, omdat ze bang zijn er op afgerekend te worden. Het openbaar maken zou kunnen betekenen dat de groep een lager cijfer krijgt. Dat zouden studenten althans kunnen denken. Ze zijn ook geneigd om elkaar te beschermen, behalve als het extreem is.”


Beter is het om meeliften te voorkomen. “Dat begint al bij het formuleren van de projectopdracht: die moet geschikt zijn om taken te kunnen verdelen”, zegt Andernach. “Bij een goede opdracht zijn alle studenten altijd aan het werk. Kleine groepen maken, helpt ook. Hoe groter de groep, hoe anoniemer je wordt. Een groepsgrootte van vier vind ik te klein, want er kan iemand uitvallen en drie is eigenlijk geen groep meer. Zes is aardig, vijftien te veel.”


Wat volgens Andernach ook helpt, is de groep van tevoren te laten praten over taken, verwachtingen en verantwoordelijkheden. “Stel meeliften vanaf het begin al aan de orde. Je kunt het ook als leerdoel beschouwen: hoe ga je om met meeliften? Wissel rollen en taken tijdens het project. Gebruik een systeem voor peer review zoals Scorion, waarin studenten elkaar – meestal anoniem – van feedback voorzien over het groepsproces.”


Waarschuwende werking

De faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (L&R) gebruikt al een jaar of dertien peer evaluaties. Voormalig coördinator projectonderwijs Gillian Saunders zette een methode van de United States Air Force Academy om naar een eigen systeem voor de TU.


Studenten leren bij die peer evaluatie zichzelf en elkaar via een vijfpuntsschaal te beoordelen op prestatie, houding, initiatief, communicatie en efficiency. Met ruimte voor een toelichting. L&R gebruikt het bij alle projecten in de bachelor. Heb je meeliften hierdoor honderd procent in de gaten? “Nee”, zegt Saunders. “Maar je komt een heel eind. Er gaat een waarschuwende werking van uit.”


Omdat de resultaten niet in een cijfer worden omgezet, vinden studenten het een eerlijk systeem, aldus Saunders. Wel benadrukt ze dat het een hulpmiddel is om meeliften te detecteren. “Soms wordt het wel eens gezien als kliksysteem, maar als je het als docent zo gebruikt, moet je je kapot schamen.”


Voor docenten kunnen de peer evaluaties aanleiding zijn voor een gesprek. Dat gebeurt onder meer verplicht in het tweede bachelorjaar van de faculteit Industrieel Ontwerpen (IO). “Het is al verhelderend als in zo’n gesprek blijkt dat mensen een verkeerd beeld van zichzelf hebben”, zegt Ernest van Breemen, coördinator van het bachelor eindproject bij IO.


Dit eindproject begint met een analyse in groepsverband gedurende anderhalve week. Op basis daarvan gaan studenten individueel verder. “Als ze niet kijken naar wat de hele groep aflevert, hebben ze te weinig basis om hun eigen project te doen”, zegt Van Breemen. Hij signaleert soms een groot verschil in ambitie. “Vier leden van een groep die voor een tien gaan en eentje die zegt: meer dan een zeven hoef ik niet. Ik vind het ook wat waard dat studenten in staat zijn dit binnen de groep zelf te regelen.”


Toch zegt Van Breemen ‘zeker te weten’ dat er groepen bestaan waarbij de betere studenten accepteren dat een ander er als vijfde wiel aan een wagen bijhangt. “Soms is dat inderdaad iemand met minder capaciteiten die in de groep geen sikkepit leert, omdat anderen alles doen. Onwenselijk, maar zolang de groep het niet meldt bij de docent gebeurt er niks.”


Zo weet Van Breemen uit onderzoeken onder studenten na hun opleiding, dat zij weet hebben van één of twee personen uit hun eigen jaar die hun diploma niet verdienen. “Er zijn bij docenten en centrale staf ook de nodige gevallen bekend die vakken vier tot vijf keer over moeten doen en telkens op dezelfde manier de fout ingaan. Destijds was er nog geen bindend studieadvies, anders hadden ze er toen al uitgelegen.”


Eerste jaar

Saunders denkt dat meeliften in het eerste jaar vaker plaatsvindt dan later in de opleiding. Ze krijgt bijval van enkele studenten. “Vooral in het eerste jaar gebeurt het geregeld”, zegt masterstudent applied physics Jordi Broeken. “Meestal in een groep van acht, daar zit dan één meelifter bij.” Zijn studiegenoot Max Huisman herkent het: “Soms zijn het minder initiatiefrijke studenten.”


Naarmate de jaren vorderen, kennen studenten elkaar meer. “In het tweede jaar werd ik ingedeeld in een groep met minder harde werkers”, zegt Broeken. “Ik heb toen om een andere groep gevraagd en dat is gebeurd.” Punt is volgens hem dat meeliften in het eerste jaar misschien nog wel lukt, maar later niet meer. “Je wordt ook individueel getoetst en als je niet hard werkt, val je door de mand.” Volgens Huisman is het aantal toetsen dan te hoog om nog de eindstreep te halen.


Zo had coördinator bouwtechniek Elise van Dooren eens een student die architectuur én bouwtechnologie studeerde, maar opeens niet meer in architectuur wilde afstuderen. Van Dooren vroeg naar het waarom en naar de behaalde cijfers. “Het antwoord was: ik had een acht gehaald, maar eigenlijk telde dat niet mee, want we werkten in een groepje en één student was een goede ontwerper.” Kortom: de andere drie studenten hadden keurig meegeholpen, maar niet ontworpen.


Van Dooren raakte er alert op. “Het komt waarschijnlijk vaker voor dan we denken. Ik denk dat dat een probleem is. Ik ben per definitie niet voor samenwerken bij ontwerpopdrachten, tenzij je iemand wilt leren samenwerken. Als je niet oppast, gaan studenten doen wat ze al konden. Als je in je eentje ontwerpt, moet je het hele ontwerpproces doorlopen. Doe je dat met zijn vieren, dan spreek je af: ik speel de constructeur, jij de ontwerper en jij de opdrachtgever. Vaak is meeliften geen onwil, het is inherent aan het systeem.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.