Campus

‘We zongen het Wilhelmus voor de Malegassische tv’

In tien weken een school bouwen in een klein dorpje in Madagaskar. Aan die opgave waagden zich de onlangs afgestudeerde ingenieurs Inge Schrama (technische bestuurskunde) en de bouwkundige Corine Dikkers. "Na afloop vroegen inwoners of we ook een immense kerk wilden bouwen."

‘Nummer 165’ prijkt er in Delftsblauwe cijfertjes aan de muur van een gloednieuw schoolgebouw in het dorpje Ampahidralambo in Madagaskar. Het gebouw is het enige in het tweehonderd inwoners tellende dorpje met een huisnummer. Van betere PR had de TU niet kunnen dromen. Het Delftsblauwe huisnummer, dat symbool staat voor het lustrumjaar, haalde deze zomer het nieuwsbulletin op de nationale Malagassische tv-zender.

Schrama kan er nog hard om lachen. “We hebben aan de inwoners en voor de camera uitgelegd dat de TU haar 165ste verjaardag viert en daarvoor als thema duurzame ontwikkeling in Afrika heeft gekozen.” Dikkers valt haar bij. “Veel mensen begrepen daardoor wel wat wij kwamen doen, maar tegelijkertijd gaat nu het verhaal – met name onder kinderen – dat we zendelingen van de TU waren.”

Zendelingen waren de twee TU-alumni allerminst. Ze wilden er gewoon graag een paar maanden tussenuit na hun studie. “Maar een reis maken zagen we niet zitten”, zegt Dikkers. “Liever werkten we ergens aan een project.” Via de rector van het Aloysius College in Den Haag, die al jarenlang betrokken is bij allerlei projecten in Madagaskar, kregen ze het mailadres van een Malagassische docent en een arts, die hulp konden gebruiken bij het uitbreiden van de technische hogeschool in hun dorp.

“We wisten niet waar het dorp precies lag, wat we daar zouden aantreffen en wat we precies gingen doen”, vervolgt Dikkers. “Maar we hadden veel geld ingezameld en zijn in het vliegtuig gestapt. Het was spannend.”
Boeken

Achter nummer 165 schuilt een twee verdiepingen tellend gebouw van zes bij tien meter, met daarin een bibliotheek – inclusief boeken, een talencentrum en een bezoekerscentrum. Tijdens hun drie maanden durende ‘Missie Madagascar’, stampten Schrama en Dikkers het gebouw uit de grond, samen met een team lokale bouwvakkers. Een kleine tienduizend euro had het tweetal hiervoor meegekregen van de TU, de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling, en vrienden en familie.

“De technische hogeschool telt ongeveer zestig leerlingen tussen de 14 en de 24 jaar”, vertelt Dikkers. “Ze worden opgeleid tot chef in de bouw. De directrice wil de school uitbreiden met opleidingen voor timmerman, elektricien en rioolspecialist. De school vervult daarmee een belangrijke rol in het hele district, omdat er nog veel gebouwd en aangelegd moet worden.”

Aan het onderwijs en de faciliteiten viel veel te verbeteren. Een bibliotheek en een lokaal waar de studenten Frans en Engels kunnen leren, waren er nog niet. Net zo min als boeken. Ook die hebben de Delftenaren geregeld. “In samenspraak met de docenten”, benadrukt Dikkers. “Ze moesten uit Frankrijk komen. In heel Madagaskar waren ze niet verkrijgbaar.” Schrama: “Op de muur kalkten de docenten en leerlingen rekensommetjes. Bijvoorbeeld om uit te rekenen hoeveel cement er in een muur gaat.”

Is het niet de taak van de overheid om iets aan die problemen te doen? “De regering doet veel te weinig”, antwoord Schrama. “De overheid had vijf jaar geleden al beloofd het dorp van elektriciteit te voorzien, maar ze hebben er nog steeds geen stroom. In korte tijd bereikten wij veel meer. Bovendien is de school een voorbeeldproject geworden. De bouwvakkers hebben laten zien dat ze in korte tijd een gebouw kunnen neerzetten. Niemand hield dat voor mogelijk. Patiënten die af en toe op bezoek kwamen bij de arts in het dorp, die praktijk houdt vlakbij de school, raakten zelfs gedesoriënteerd omdat ze het dorp niet meer herkenden. Ook voor de leerlingen was het leerzaam. Elke vrijdag hielpen ze met de bouw.”

Drie maanden hadden Schrama en Dikkers uitgetrokken voor het hele project. Maar na aankomst moesten ze eerst het team samenstellen en een bouwtekening maken. Pas na tien dagen, toen de grond ook ritueel was ingewijd met zelfgestookte rum, kon de eerste schep de grond in. “In feite was het toen gewoon stenen stapelen, want het werd een heel simpel gebouw, zonder isolatie, stromend water of elektriciteit”, zegt Dikkers. “Maar het is wel duurzaam ontworpen”, vult Schrama aan. “Met zijn fundament van gevlochten beton is het het stevigste gebouw van het dorp, en bestand tegen cyclonen.”

Vooral organisatorisch was de bouw een uitdaging. “De bouwvakkers waren technisch heel goed”, zegt Dikkers. “Beter dan wij. Ik had zelf nog nooit iets gebouwd. Zij kenden de grond, wisten het juiste cementmengsel te maken en konden goed overweg met primitieve gereedschappen. De leerlingen maakten de fundering bijvoorbeeld waterpas met een slang gevuld met water die ze langs de bouwput legden. Als het waterniveau aan beide uiteinden gelijk stond, was het terrein recht.”

“Maar het overzicht hebben ze niet”, vervolgt Dikkers. “Als we ze het geld hadden gegeven was het gebouw er nooit gekomen. Zo wilden ze bijvoorbeeld het ontwerp aanpassen. In plaats van de veranda die wij hadden bedacht, wilden ze een Frans balkon met mooie metalen versierselen eraan. Dat hadden ze ergens gezien. We moesten toen uitleggen dat dat veel te duur zou zijn. Maar we hebben nooit een commanderende houding aangenomen. Iedereen voelde zich betrokken. En dat is ook de reden waarom het is gelukt.”

Toch liep het nog spaak met de veranda. Een weekje dachten de bouwleidsters de bouwput toch wel te kunnen verlaten voor een toeristisch reisje door de omgeving. Toen ze terugkwamen keken ze hun ogen uit. “We hadden een aannemer gevraagd een simpele veranda te maken die we om de meter konden vastpinnen aan de vloer”, zegt Schrama. “Maar de aannemer wilde zoveel mogelijk aan de opdracht verdienen en had slechts om de paar meter een bevestigingspunt gemaakt. En niet eens met regelmatige intervallen. Met kabels aan de muur zou hij de constructie verstevigen. Het was kinderwerk. Gelukkig hadden we van tevoren op papier gezet dat de constructie niet mocht wiebelen. Daarom moest hij opnieuw aan de slag.”

De grondstoffen verzamelden de ingenieurs zelf uit de wijde omtrek. “Dat was heel gaaf”, zegt Dikkers. “We haalden alles op met een oude dikke Mercedestruck. Soms reden we met dertigduizend bakstenen. Dan weer met honderddertig zakken cement. En alles kwam direct van de bron. Gruis voor het cement haalden we bij de steengroeve.” “En”, valt Schrama bij, “zand haalden we bij de zandmannetjes. Die schepten het op uit de rivier en brachten het met emmers naar onze truck.” Dikkers: “Dat soort dingen zie je niet in Nederland als je bouwt.”
Wilhelmus

De arts en de docent wilden de opening van het nieuwe gebouw groots vieren. “Het moest allemaal heel formeel”, aldus Schrama. “De minister van onderwijs kwam langs en de Malagassische nationale televisie. En wij moesten het Wilhelmus zingen.” De twee beginnen lachend te neuriën. “We kenden de tekst niet”, zegt Dikkers. “We hebben iemand gevraagd een mp3’tje op te sturen zodat we die alsnog konden leren.”

De Vasaha’s, zoals vreemdelingen in het Malagassisch heten, werden op handen gedragen tijdens de plechtigheid. Schrama: “Ze dachten dat we alles voor ze konden doen. Er waren twee mannen die vroegen of we een kerk voor ze wilden bouwen in het naburige dorp. Ze hadden tekeningen bij zich. Het was een immens gebouw.” Dikkers: “Tijdens de inauguratie hield ook iemand van het dorpscomité een toespraak. Hij vertelde dat het altijd feest was wanneer wij langsliepen. En direct daarna verzocht hij ons of we de volgende keer een elektrische zaagmachine wilden meenemen. Hij had al helemaal uitgezocht hoe groot hij moest zijn en van welk type.”

Dat ‘Missie Madagascar’ een duurzaam project is geweest, daar zijn de ingenieurs van overtuigd. De school is voorzien van boeken. Er is een aantal docenten dat er les uit kan geven. En in het talencentrum komen straks ook docenten van basisscholen uit de omgeving om Frans te leren. Daarnaast hebben de Delftenaren de scholieren leren e-mailen. Dat kunnen ze doen in een naburig stadje. “De mailwisselingen die we met ze voeren, printen ze uit en behandelen ze tijdens de les”, lacht Schrama.

De ingenieurs hopen dat meer Delftenaren in Ampahidralambo aan de slag zullen gaan. “Je kunt daar met een paar techneuten veel doen”, zegt Schrama “Je zou er windmolens kunnen maken,” geeft Dikkers als voorbeeld. “Het waait er erg hard. Met de energie kunnen de scholieren in de toekomst op school leren computeren.”

Stenen voor de bouw haalden Dikkers en Schrama met en oude Mercedestruck op bij de steengroeve (Foto’: Corine Dikkers)

‘Nummer 165’ prijkt er in Delftsblauwe cijfertjes aan de muur van een gloednieuw schoolgebouw in het dorpje Ampahidralambo in Madagaskar. Het gebouw is het enige in het tweehonderd inwoners tellende dorpje met een huisnummer. Van betere PR had de TU niet kunnen dromen. Het Delftsblauwe huisnummer, dat symbool staat voor het lustrumjaar, haalde deze zomer het nieuwsbulletin op de nationale Malagassische tv-zender.

Schrama kan er nog hard om lachen. “We hebben aan de inwoners en voor de camera uitgelegd dat de TU haar 165ste verjaardag viert en daarvoor als thema duurzame ontwikkeling in Afrika heeft gekozen.” Dikkers valt haar bij. “Veel mensen begrepen daardoor wel wat wij kwamen doen, maar tegelijkertijd gaat nu het verhaal – met name onder kinderen – dat we zendelingen van de TU waren.”

Zendelingen waren de twee TU-alumni allerminst. Ze wilden er gewoon graag een paar maanden tussenuit na hun studie. “Maar een reis maken zagen we niet zitten”, zegt Dikkers. “Liever werkten we ergens aan een project.” Via de rector van het Aloysius College in Den Haag, die al jarenlang betrokken is bij allerlei projecten in Madagaskar, kregen ze het mailadres van een Malagassische docent en een arts, die hulp konden gebruiken bij het uitbreiden van de technische hogeschool in hun dorp.

“We wisten niet waar het dorp precies lag, wat we daar zouden aantreffen en wat we precies gingen doen”, vervolgt Dikkers. “Maar we hadden veel geld ingezameld en zijn in het vliegtuig gestapt. Het was spannend.”
Boeken

Achter nummer 165 schuilt een twee verdiepingen tellend gebouw van zes bij tien meter, met daarin een bibliotheek – inclusief boeken, een talencentrum en een bezoekerscentrum. Tijdens hun drie maanden durende ‘Missie Madagascar’, stampten Schrama en Dikkers het gebouw uit de grond, samen met een team lokale bouwvakkers. Een kleine tienduizend euro had het tweetal hiervoor meegekregen van de TU, de Nationale Commissie voor internationale samenwerking en duurzame ontwikkeling, en vrienden en familie.

“De technische hogeschool telt ongeveer zestig leerlingen tussen de 14 en de 24 jaar”, vertelt Dikkers. “Ze worden opgeleid tot chef in de bouw. De directrice wil de school uitbreiden met opleidingen voor timmerman, elektricien en rioolspecialist. De school vervult daarmee een belangrijke rol in het hele district, omdat er nog veel gebouwd en aangelegd moet worden.”

Aan het onderwijs en de faciliteiten viel veel te verbeteren. Een bibliotheek en een lokaal waar de studenten Frans en Engels kunnen leren, waren er nog niet. Net zo min als boeken. Ook die hebben de Delftenaren geregeld. “In samenspraak met de docenten”, benadrukt Dikkers. “Ze moesten uit Frankrijk komen. In heel Madagaskar waren ze niet verkrijgbaar.” Schrama: “Op de muur kalkten de docenten en leerlingen rekensommetjes. Bijvoorbeeld om uit te rekenen hoeveel cement er in een muur gaat.”

Is het niet de taak van de overheid om iets aan die problemen te doen? “De regering doet veel te weinig”, antwoord Schrama. “De overheid had vijf jaar geleden al beloofd het dorp van elektriciteit te voorzien, maar ze hebben er nog steeds geen stroom. In korte tijd bereikten wij veel meer. Bovendien is de school een voorbeeldproject geworden. De bouwvakkers hebben laten zien dat ze in korte tijd een gebouw kunnen neerzetten. Niemand hield dat voor mogelijk. Patiënten die af en toe op bezoek kwamen bij de arts in het dorp, die praktijk houdt vlakbij de school, raakten zelfs gedesoriënteerd omdat ze het dorp niet meer herkenden. Ook voor de leerlingen was het leerzaam. Elke vrijdag hielpen ze met de bouw.”

Drie maanden hadden Schrama en Dikkers uitgetrokken voor het hele project. Maar na aankomst moesten ze eerst het team samenstellen en een bouwtekening maken. Pas na tien dagen, toen de grond ook ritueel was ingewijd met zelfgestookte rum, kon de eerste schep de grond in. “In feite was het toen gewoon stenen stapelen, want het werd een heel simpel gebouw, zonder isolatie, stromend water of elektriciteit”, zegt Dikkers. “Maar het is wel duurzaam ontworpen”, vult Schrama aan. “Met zijn fundament van gevlochten beton is het het stevigste gebouw van het dorp, en bestand tegen cyclonen.”

Vooral organisatorisch was de bouw een uitdaging. “De bouwvakkers waren technisch heel goed”, zegt Dikkers. “Beter dan wij. Ik had zelf nog nooit iets gebouwd. Zij kenden de grond, wisten het juiste cementmengsel te maken en konden goed overweg met primitieve gereedschappen. De leerlingen maakten de fundering bijvoorbeeld waterpas met een slang gevuld met water die ze langs de bouwput legden. Als het waterniveau aan beide uiteinden gelijk stond, was het terrein recht.”

“Maar het overzicht hebben ze niet”, vervolgt Dikkers. “Als we ze het geld hadden gegeven was het gebouw er nooit gekomen. Zo wilden ze bijvoorbeeld het ontwerp aanpassen. In plaats van de veranda die wij hadden bedacht, wilden ze een Frans balkon met mooie metalen versierselen eraan. Dat hadden ze ergens gezien. We moesten toen uitleggen dat dat veel te duur zou zijn. Maar we hebben nooit een commanderende houding aangenomen. Iedereen voelde zich betrokken. En dat is ook de reden waarom het is gelukt.”

Toch liep het nog spaak met de veranda. Een weekje dachten de bouwleidsters de bouwput toch wel te kunnen verlaten voor een toeristisch reisje door de omgeving. Toen ze terugkwamen keken ze hun ogen uit. “We hadden een aannemer gevraagd een simpele veranda te maken die we om de meter konden vastpinnen aan de vloer”, zegt Schrama. “Maar de aannemer wilde zoveel mogelijk aan de opdracht verdienen en had slechts om de paar meter een bevestigingspunt gemaakt. En niet eens met regelmatige intervallen. Met kabels aan de muur zou hij de constructie verstevigen. Het was kinderwerk. Gelukkig hadden we van tevoren op papier gezet dat de constructie niet mocht wiebelen. Daarom moest hij opnieuw aan de slag.”

De grondstoffen verzamelden de ingenieurs zelf uit de wijde omtrek. “Dat was heel gaaf”, zegt Dikkers. “We haalden alles op met een oude dikke Mercedestruck. Soms reden we met dertigduizend bakstenen. Dan weer met honderddertig zakken cement. En alles kwam direct van de bron. Gruis voor het cement haalden we bij de steengroeve.” “En”, valt Schrama bij, “zand haalden we bij de zandmannetjes. Die schepten het op uit de rivier en brachten het met emmers naar onze truck.” Dikkers: “Dat soort dingen zie je niet in Nederland als je bouwt.”
Wilhelmus

De arts en de docent wilden de opening van het nieuwe gebouw groots vieren. “Het moest allemaal heel formeel”, aldus Schrama. “De minister van onderwijs kwam langs en de Malagassische nationale televisie. En wij moesten het Wilhelmus zingen.” De twee beginnen lachend te neuriën. “We kenden de tekst niet”, zegt Dikkers. “We hebben iemand gevraagd een mp3’tje op te sturen zodat we die alsnog konden leren.”

De Vasaha’s, zoals vreemdelingen in het Malagassisch heten, werden op handen gedragen tijdens de plechtigheid. Schrama: “Ze dachten dat we alles voor ze konden doen. Er waren twee mannen die vroegen of we een kerk voor ze wilden bouwen in het naburige dorp. Ze hadden tekeningen bij zich. Het was een immens gebouw.” Dikkers: “Tijdens de inauguratie hield ook iemand van het dorpscomité een toespraak. Hij vertelde dat het altijd feest was wanneer wij langsliepen. En direct daarna verzocht hij ons of we de volgende keer een elektrische zaagmachine wilden meenemen. Hij had al helemaal uitgezocht hoe groot hij moest zijn en van welk type.”

Dat ‘Missie Madagascar’ een duurzaam project is geweest, daar zijn de ingenieurs van overtuigd. De school is voorzien van boeken. Er is een aantal docenten dat er les uit kan geven. En in het talencentrum komen straks ook docenten van basisscholen uit de omgeving om Frans te leren. Daarnaast hebben de Delftenaren de scholieren leren e-mailen. Dat kunnen ze doen in een naburig stadje. “De mailwisselingen die we met ze voeren, printen ze uit en behandelen ze tijdens de les”, lacht Schrama.

De ingenieurs hopen dat meer Delftenaren in Ampahidralambo aan de slag zullen gaan. “Je kunt daar met een paar techneuten veel doen”, zegt Schrama “Je zou er windmolens kunnen maken,” geeft Dikkers als voorbeeld. “Het waait er erg hard. Met de energie kunnen de scholieren in de toekomst op school leren computeren.”

Stenen voor de bouw haalden Dikkers en Schrama met en oude Mercedestruck op bij de steengroeve (Foto’: Corine Dikkers)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.